De prinsen van het woud
vluchtten naar het goud
dat lag in de grote stad
als men maar arbeid had
...
Onder ons, tsja
rouwbeklag
het gaat niet meer
of toch wel alhier
...
Ik heb gehoord
dat er veel verstoord
wordt
-niet door God-
...
Dansend op het koord
het koord van lach en traan
van zwevend zwaartekracht
belevend
...
Ik ben geen matennaaier
en zeker geen verrader
maar ik verraad zeker
ook mijn principes niet
...
Rimpels, drempels, struiken, takkenbossen
wollen klossen, golven wit, dalen roze
geulen paars en spiegel-lanen
witte banen die omzichtig manen
...
Arm is alleen de verbleekte geest zonder queeste
argeloos is de gelukkige zonder kwaad in de zin
naïef is de wijze die je jouw wapens ontneemt
wijs is de oude welke als kind steeds schoonheid vindt
...
Mensen zijn geen winkelrekken per gelegenheid
het zijn wezens vol en met behoefte aan genegenheid
sla de hand niet weg die steeds weer deelt
sla je ogen niet neer als er een keertje iets aan scheelt
...
De mens is een opportuun dier
vliedend voor pijn
op zoek naar vertier
op weg naar het een
...