Lucebert

Lucebert Poems

in het grote nest is er altijd wel geweld
god die als goed gold bladert
als een waanzinnige in zijn eigen boek
en telt en telt de verminkten
de oogst beschouwt men als verloren
alle perziken liggen gekwetst in het dorre gras
de appels rotten onder de meest uitgelezen bomen
en boeken hebben onherstelbare waterschade opgelopen
ook de glimlach ligt bestorven en men heeft
van de nek het spek afgelegd
kwaadwilligheid kijkt door alle kieren
en zelfs aan het kleinste graf wordt niet meer gesproken

de uitgestoken hand zal ons eerst bedriegen dan bedreigen
het zijn brandende handen waarin de eieren verdwijnen
en zelfs de blauwe liefde ligt verstijfd in het hardstenen bed
oh al de pogingen het grote sterven tot aan de sterren
uit te stellen de laatste adem in een glimlach te verstenen
in een wrange glimlach boven een lege maag
vol sneeuw vol beendermeel en overal de voortvluchtige
voet steekt in de zwakke plekken van het stevige vlees

waar vind ik de achterdocht van een echte god
of al was het maar die van een halfgod geboren
uit puin en zwavel en overbodig zaad
grote tirannen hebben zich geborgen in kleine kamers
optrekjes slechts met vaal behang en leidingen lek
wel telefoons beschikbaar er zijn wel duizend telefoons
alleen verbonden met zonderlingen op alle lijnen kraakt
hun gekrakeel zij trekken gezichten uit krakende kasten
ook kunnen zij gezichten snijden uit ledematen
en elk nieuw gezicht is met de tomeloze tiran verbonden
zijn kamer hangt vol getier en gevloek
er komt geen einde aan het leed
met elk nieuw gezicht vermenigvuldigen zich de noodkreten
nooit is iets zonder geweld en nergens is het stil
...

in the big nest there is always violence
god who like good gold leafs
like a madman though his own book
and counts and counts the mutilated
the harvest is considered lost
all the peaches lie bruised in the parched grass
the apples rot under the most exquisite trees
and books have suffered irreparable water damage
even the smile lies bewildered and people
have disposed of the bacon of the neck
malevolence peeps through every chink and even
at the smallest graveside speeches are no longer made

the outstretched hand will first cheat and then threaten us
it is burning hands into which the eggs disappear
and even blue love lies stiff in the bluestone bed
oh all the efforts to postpone the great death as far as
the stars to petrify the last breath in a smile
in a wry smile above an empty stomach
full of snow full of bone meal and everywhere the fleeing
foot digs into the weak spots in the firm flesh

where can I find the suspicion of a real god
or even that of a demigod born
out of rubble and sulphur and superfluous seed
big tyrants have secured themselves in small rooms
mere hideouts with faded wallpaper and leaking pipes
telephones are available there are thousands of telephones
only connected to peculiar people on all the lines crackles
their wrangling they pull faces out of creaking cupboards
they can also cut faces from limbs
and every new face is connected to the uncontrolled tyrant
his room is filled with cursing and swearing
there is no end to the suffering
with every new face the cries of distress are multiplied
never is anything without violence and nowhere is it quiet
...

ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie onder haar de haat
en daarop een kaaklende daad.

lyriek is de moeder der politiek,
ik ben niets dan omroeper van oproer
en mijn mystiek is het bedorven voer
van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.

ik bericht, dat de dichters van fluweel
schuw en humanisties dood gaan.
voortaan zal de hete ijzeren keel
der ontroerde beulen muzikaal opengaan.

nog ik, die in deze bundel woon
als een rat in de val, snak naar het riool
van revolutie en roep: rijmratten, hoon,
hoon nog deze veel te schone poëzieschool.
...

I am no sweet rhymer
I am the swift swindler
of love, the hate beneath it heed
and there above a cackling deed.

the lyrical is the mother of the political,
I am none other than the riot reporter
and my mysticism is the putrefied fodder
of deceit used by virtue to purge it all.

I proclaim that the velvet poets
are dying timidly and humanistically.
from now on the hot iron throat
of moved henchmen will open musically.

yet I, who in these sheaves abide
like a rat in a trap, yearn for the cesspool
of revolution and cry: rhyme-rats, deride,
deride still this far too pure poetry school.
...

introductie:

als babies zijn de dichters niet genezen
van een eenzaam zoekend achterhoofd
velen hebben liefde uitgedoofd
om in duisternis haar licht te lezen

in duisternis is ieder even slecht
de buidel tederheid is spoedig leeg
alleen wat dichters brengen het te weeg
uit poelen worden lelies opgedregd

kappers slagers beterpraters
alles wat begraven is
godvergeten dovenetels laat es
aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is

wie wil stralen die moet branden
blijven branden als hij liefde meent
om in licht haar duisternis op handen
te dragen voor de hele goegemeent
...

introduction:

like babies the poets are not cured
from a lonely seeking back of head
many have rendered love dead
so in the dark its light can be read

in the dark everyone is equally bad
the tenderness pouch is soon drained
with just some poets it can be regained
from pools dredged up lilies can be had

hairdressers butchers bettertalkers
everything that is buried
godforsaken deadnettles just indicate
through your black spots that it's not too late

he who wants to shine must burn
keep on burning if his love is true
so in light her darkness can be borne
on upheld hands for the rabble to view
...

ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen

ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg

in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum

niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen

ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht
...

I seek in poetic fashion
that is to say
simple illuminated waters
to express
the extent of life's entirety

had I not been human
the same as crowds of others
but had I been who I was
the stone or liquid angel
birth and decomposition would not have touched me
the road from abandonment to communion
the stones stones animals animals birds birds road
would not be as soiled
as what can now be seen in my poems
that are random pictures of that road

in this age what people used to call
beauty beauty her face has burnt
she comforts mankind no longer
she comforts the larvae the reptiles the rats
but she startles mankind
and strikes him with the sense
of being a breadcrumb on the skirt of the universe

no longer just evil
the fatal blow makes us rebellious or humble
but also good
the embrace leaves us desperately fumbling
with space

I therefore turned
to language in her beauty
heard there that she had nothing more human
than the speech impediments of the shadow
than those of the deafening sunlight
...

ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen

ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing
...

I reel off a small revolution
I reel off a small lovely revolution
I am no longer of land
I am water again
I carry foaming crests on my head
I carry shooting shadows in my head
on my back rests a mermaid
on my back rests the wind
the wind and the mermaid sing
the foaming crests murmur
the shooting shadows fall

I reel off a small lovely rustling revolution
and I fall and I murmur and I sing
...

as alles
melasse alles
van meethand melasse alles
mara made in moab
kaïn naphtali barrabas rothschild reich
noömi made in mara
melasse alles

wel 6 kop gerst werd op haar hoofd gezet
maar gestalte alleen geeft de auslade
eisenwucht noemer en naam
of de sephiroth zwaait
maten van de metaphoon
mara made in moab
noömi made in mara
maar alles is melasse
en alles is as
...

ashes all
molasses all
of measuring hand molasses all
mara made in moab
cain naphtali barabbas rothschild reich
noömi made in mara
molasses all

as many as 6 cups of barley were placed on her head
but stature alone gives the auslade
eisenwucht namer and name
or the sephiroth swings
beats of the metaphone
mara made in moab
noömi made in mara
but all is molasses
and all is ashes
...

onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser

golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser
...

under clouds birds sail
under waves fly fishes
but in between the angler rests

waves become high clouds
clouds become high waves
but meanwhile the angler rests
...

er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd
...

there is not more in little
nor is there less
still is uncertain what was
what is to be will be will-less
first when it is it is serious
fruitless it recollects itself
and stays in great haste

everything of worth is defenceless
grows rich from touchability
and equal to everything

like the heart of time
like the heart of time
...

over het krakende ei
dwaalt een hemelse bode
op zoek naar zijn antipode
en dat zijt gij

mogelijk dat men op zulk een kleine schaal
niet denken kan het maakt nijdig
of men is verveeld dus veel te veilig
dan is men verloren voor de poëzie

u rest slechts één troost ligt gij op sterven
gij verveelt u dan ook niet
en plotseling kan dan pop en bal
laat herinnerd u laten weten
dit was ik en dat was het heelal
...

over the cracking egg
wanders a heavenly bode
in search of his antipode
and that art thou

it is possible that one cannot think
on such a small scale it gives rise to annoyance
or one is bored thus much too safe
then one is lost to poetry

there remains only one comfort when dying
thou willest likewise not feel bored
and suddenly then can doll and ball
remembered late let you know
that this was I and that was the universe
...

de kunstenaar maakte naadloze ruimten
in het museum van amsterdam
ruimten afgewend van alle schaduw
en van het misbaar van alle lichaam
ik wist hier werd een smid van het licht
de dienaar van mijn ogen want ik zag
als voor het eerst mijzelf en ik zag
in de stilte van een waterval in de verte
mijzelf gemaakt om het licht als rivier
terug te dragen naar de zon

deze lichtsmid hij kwam van ver
en ik heb hem nooit ontmoet

toch ben ik in gedachte meegevlogen
met mijn vrienden die door jim
in zijn klein vliegtuig werden meegetroond
boven de doodwonden van een oud land
en over het nijdvlees en het zuchtgezwel
van nieuwe wingewesten daar in het amerikaanse westen

en ik zag met hen de zon zinken en alle hoop
op nog meer goud en bloed glorieus vervliegen
zag dat de maan weer groeide
en dacht: zij heeft er weer zin in
met daar beneden dat volwassen kind
uitverkoren om aan nevels een gelaat te geven

toen wij daalden in de krater van jim's vulkaan
want dat is zijn huis
terwijl de sterren allen tegelijk opsprongen in de cockpit
droomde ik even dat ik was half niets half poes
die net als het universum
genoeg heeft aan het spelen met de eigen staart
...

the artist made seamless spaces
in the stedelijk museum of amsterdam
spaces turned away from all shadow
and from the clamour of all body
I knew that here a smith of light became
the servant of my eyes because I saw
as if for the first time myself and I saw
in the quiet of a waterfall in the distance
me made to transport light like
a river back to the sun

this light smith he came from afar
and I have never met him

yet in my thoughts I flew together
with my friends who had been cajoled
into flying along with jim in his small plane
above the dead wounds of an old country
and over the malice-flesh and the crave-swelling
of new exploitation regions there in the american west

and I saw with them the sun go down and all hope
of still more gold and blood gloriously depart
saw that the moon again grew large
and thought: she is once again in the mood
with down there that adult child
chosen to give a countenance to mists

when we descended into the crater of jim's volcano
for that is his house
while the stars all simultaneously jumped up in the cockpit
I briefly dreamed that I was half nothing half cat
who just like the universe
is satisfied to play with its own tail
...

The Best Poem Of Lucebert

STAND VAN ZAKEN

in het grote nest is er altijd wel geweld
god die als goed gold bladert
als een waanzinnige in zijn eigen boek
en telt en telt de verminkten
de oogst beschouwt men als verloren
alle perziken liggen gekwetst in het dorre gras
de appels rotten onder de meest uitgelezen bomen
en boeken hebben onherstelbare waterschade opgelopen
ook de glimlach ligt bestorven en men heeft
van de nek het spek afgelegd
kwaadwilligheid kijkt door alle kieren
en zelfs aan het kleinste graf wordt niet meer gesproken

de uitgestoken hand zal ons eerst bedriegen dan bedreigen
het zijn brandende handen waarin de eieren verdwijnen
en zelfs de blauwe liefde ligt verstijfd in het hardstenen bed
oh al de pogingen het grote sterven tot aan de sterren
uit te stellen de laatste adem in een glimlach te verstenen
in een wrange glimlach boven een lege maag
vol sneeuw vol beendermeel en overal de voortvluchtige
voet steekt in de zwakke plekken van het stevige vlees

waar vind ik de achterdocht van een echte god
of al was het maar die van een halfgod geboren
uit puin en zwavel en overbodig zaad
grote tirannen hebben zich geborgen in kleine kamers
optrekjes slechts met vaal behang en leidingen lek
wel telefoons beschikbaar er zijn wel duizend telefoons
alleen verbonden met zonderlingen op alle lijnen kraakt
hun gekrakeel zij trekken gezichten uit krakende kasten
ook kunnen zij gezichten snijden uit ledematen
en elk nieuw gezicht is met de tomeloze tiran verbonden
zijn kamer hangt vol getier en gevloek
er komt geen einde aan het leed
met elk nieuw gezicht vermenigvuldigen zich de noodkreten
nooit is iets zonder geweld en nergens is het stil

Lucebert Comments

Fabrizio Frosini 09 October 2018

1. Lucebert (Lubertus Jacobus Swaanswijk; 1924 – 1994) was a Dutch artist who first became known as the poet of the COBRA movement. Born in Amsterdam in 1924, he entered the Institute for Arts and Crafts in 1938 and took part in the first exhibition of the COBRA group at the Stedelijk Museum, Amsterdam in 1949. After half a year of art school, he chose to be homeless between 1938 and 1947.

5 0 Reply
Fabrizio Frosini 09 October 2018

2. He belonged to the Dutch literary movement of De Vijftigers, which was greatly influenced by the European avant-garde movement COBRA. Lucebert's early work especially shows this influence, and his art in general reflects a rather pessimistic outlook on life. His strong personality appealed to many. As a poet he laid foundation for revolutionary innovation in Dutch poetry.

5 0 Reply

Lucebert Popularity

Lucebert Popularity

Close
Error Success