Lucebert Poems

Hit Title Date Added
1.
STAND VAN ZAKEN

in het grote nest is er altijd wel geweld
god die als goed gold bladert
als een waanzinnige in zijn eigen boek
en telt en telt de verminkten
de oogst beschouwt men als verloren
alle perziken liggen gekwetst in het dorre gras
de appels rotten onder de meest uitgelezen bomen
en boeken hebben onherstelbare waterschade opgelopen
ook de glimlach ligt bestorven en men heeft
van de nek het spek afgelegd
kwaadwilligheid kijkt door alle kieren
en zelfs aan het kleinste graf wordt niet meer gesproken

de uitgestoken hand zal ons eerst bedriegen dan bedreigen
het zijn brandende handen waarin de eieren verdwijnen
en zelfs de blauwe liefde ligt verstijfd in het hardstenen bed
oh al de pogingen het grote sterven tot aan de sterren
uit te stellen de laatste adem in een glimlach te verstenen
in een wrange glimlach boven een lege maag
vol sneeuw vol beendermeel en overal de voortvluchtige
voet steekt in de zwakke plekken van het stevige vlees

waar vind ik de achterdocht van een echte god
of al was het maar die van een halfgod geboren
uit puin en zwavel en overbodig zaad
grote tirannen hebben zich geborgen in kleine kamers
optrekjes slechts met vaal behang en leidingen lek
wel telefoons beschikbaar er zijn wel duizend telefoons
alleen verbonden met zonderlingen op alle lijnen kraakt
hun gekrakeel zij trekken gezichten uit krakende kasten
ook kunnen zij gezichten snijden uit ledematen
en elk nieuw gezicht is met de tomeloze tiran verbonden
zijn kamer hangt vol getier en gevloek
er komt geen einde aan het leed
met elk nieuw gezicht vermenigvuldigen zich de noodkreten
nooit is iets zonder geweld en nergens is het stil
...

2.
STATE OF AFFAIRS

in the big nest there is always violence
god who like good gold leafs
like a madman though his own book
and counts and counts the mutilated
the harvest is considered lost
all the peaches lie bruised in the parched grass
the apples rot under the most exquisite trees
and books have suffered irreparable water damage
even the smile lies bewildered and people
have disposed of the bacon of the neck
malevolence peeps through every chink and even
at the smallest graveside speeches are no longer made

the outstretched hand will first cheat and then threaten us
it is burning hands into which the eggs disappear
and even blue love lies stiff in the bluestone bed
oh all the efforts to postpone the great death as far as
the stars to petrify the last breath in a smile
in a wry smile above an empty stomach
full of snow full of bone meal and everywhere the fleeing
foot digs into the weak spots in the firm flesh

where can I find the suspicion of a real god
or even that of a demigod born
out of rubble and sulphur and superfluous seed
big tyrants have secured themselves in small rooms
mere hideouts with faded wallpaper and leaking pipes
telephones are available there are thousands of telephones
only connected to peculiar people on all the lines crackles
their wrangling they pull faces out of creaking cupboards
they can also cut faces from limbs
and every new face is connected to the uncontrolled tyrant
his room is filled with cursing and swearing
there is no end to the suffering
with every new face the cries of distress are multiplied
never is anything without violence and nowhere is it quiet
...

3.
SCHOOL DER POËZIE

ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie onder haar de haat
en daarop een kaaklende daad.

lyriek is de moeder der politiek,
ik ben niets dan omroeper van oproer
en mijn mystiek is het bedorven voer
van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.

ik bericht, dat de dichters van fluweel
schuw en humanisties dood gaan.
voortaan zal de hete ijzeren keel
der ontroerde beulen muzikaal opengaan.

nog ik, die in deze bundel woon
als een rat in de val, snak naar het riool
van revolutie en roep: rijmratten, hoon,
hoon nog deze veel te schone poëzieschool.
...

4.
SCHOOL OF POETRY

I am no sweet rhymer
I am the swift swindler
of love, the hate beneath it heed
and there above a cackling deed.

the lyrical is the mother of the political,
I am none other than the riot reporter
and my mysticism is the putrefied fodder
of deceit used by virtue to purge it all.

I proclaim that the velvet poets
are dying timidly and humanistically.
from now on the hot iron throat
of moved henchmen will open musically.

yet I, who in these sheaves abide
like a rat in a trap, yearn for the cesspool
of revolution and cry: rhyme-rats, deride,
deride still this far too pure poetry school.
...

5.
LENTE-SUITE VOOR LILITH

introductie:

als babies zijn de dichters niet genezen
van een eenzaam zoekend achterhoofd
velen hebben liefde uitgedoofd
om in duisternis haar licht te lezen

in duisternis is ieder even slecht
de buidel tederheid is spoedig leeg
alleen wat dichters brengen het te weeg
uit poelen worden lelies opgedregd

kappers slagers beterpraters
alles wat begraven is
godvergeten dovenetels laat es
aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is

wie wil stralen die moet branden
blijven branden als hij liefde meent
om in licht haar duisternis op handen
te dragen voor de hele goegemeent
...

6.
SPRING SUITE FOR LILITH

introduction:

like babies the poets are not cured
from a lonely seeking back of head
many have rendered love dead
so in the dark its light can be read

in the dark everyone is equally bad
the tenderness pouch is soon drained
with just some poets it can be regained
from pools dredged up lilies can be had

hairdressers butchers bettertalkers
everything that is buried
godforsaken deadnettles just indicate
through your black spots that it's not too late

he who wants to shine must burn
keep on burning if his love is true
so in light her darkness can be borne
on upheld hands for the rabble to view
...

7.
ik tracht op poëtische wijze

ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen

ware ik geen mens geweest
gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg

in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum

niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen

ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht
...

8.
I seek in poetic fashion

I seek in poetic fashion
that is to say
simple illuminated waters
to express
the extent of life's entirety

had I not been human
the same as crowds of others
but had I been who I was
the stone or liquid angel
birth and decomposition would not have touched me
the road from abandonment to communion
the stones stones animals animals birds birds road
would not be as soiled
as what can now be seen in my poems
that are random pictures of that road

in this age what people used to call
beauty beauty her face has burnt
she comforts mankind no longer
she comforts the larvae the reptiles the rats
but she startles mankind
and strikes him with the sense
of being a breadcrumb on the skirt of the universe

no longer just evil
the fatal blow makes us rebellious or humble
but also good
the embrace leaves us desperately fumbling
with space

I therefore turned
to language in her beauty
heard there that she had nothing more human
than the speech impediments of the shadow
than those of the deafening sunlight
...

9.
ik draai een kleine revolutie af

ik draai een kleine revolutie af
ik draai een kleine mooie revolutie af
ik ben niet langer van land
ik ben weer water
ik draag schuimende koppen op mijn hoofd
ik draag schietende schimmen in mijn hoofd
op mijn rug rust een zeemeermin
op mijn rug rust de wind
de wind en de zeemeermin zingen
de schuimende koppen ruisen
de schietende schimmen vallen

ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af
en ik val en ik ruis en ik zing
...

10.
I reel off a small revolution

I reel off a small revolution
I reel off a small lovely revolution
I am no longer of land
I am water again
I carry foaming crests on my head
I carry shooting shadows in my head
on my back rests a mermaid
on my back rests the wind
the wind and the mermaid sing
the foaming crests murmur
the shooting shadows fall

I reel off a small lovely rustling revolution
and I fall and I murmur and I sing
...

Close
Error Success