Eigenwijs zoals ik was
kroop ik uit het grauwe grijs
op zoek naar chocolade ijs
of voor 't gemak naar wat gebak.
Ik had het mondjesmaat
nog niet zo kwaad.
Stoutmoedig vond ik noch het goud
in Parijs in Rome noch mijn omen
had ik het eerst nog erg koud
inmiddels dampte ik al stevig van het stomen.
Ondertussen man en van verre gekomen
eigen haard is goud waard en een baard
op mijn treden terug en zo ook op mijn dromen
want dat gebakje kwam af van een grote taart.
Ach bespaart die ergernis;
gewis daar waar het hart
van vol is
daar loopt de mond van over
bij gemis.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem