DODECAËDER. TWAALF DOUZAINS, I Poem by Christine D Haen

DODECAËDER. TWAALF DOUZAINS, I

Als Tijd was, zaten, praatten wij, zolang tijd was:
over de dood. Tijd had alles, maakt tijd, aan tijd
bestaat steeds meer. Je bent een baby'tje, nu schreit
je stemmetje natuurlijk nog, je bent er pas.
Elk ogenblik word ik in zijn, wist ik, altijd
wist ik mijn wortel daar, hier nu moet uitgerukt,
uit aardes voet: het oog en brein, nog zo verrukt
blijven; wat was blijft, zijn wij 't niet geweeste kwijt?
Als Tijd was, zaten wij, zo vol geluk, en praatten
over 't gedicht: dat daar de tijd, door ons geteld
stolt, fonkelt, van al 't niet geweeste zwelt,
dus zitten wij daar samen nu zoals wij zaten.

Zurbarán
Hiëronymus met Paula en Eustochium
Washington

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success