Een ster: een klompken ijs Poem by Karel van de Woestijne

Een ster: een klompken ijs

Een ster: een klompken ijs tusschen mijn heete tanden ...
Terwijl ge onzichtbaar zijt, o zee, die nauwelijks hijgt;
terwijl mijn hart gelijk een oude zuster zwijgt,
komt deze stipte oneindlijkheid mijn lippen branden.

- Mijn nachten waren eene mand vol droom aan droom;
mijn dagen, 't vast getal der appelen die zwellen
in elken boom-gaard en aan elken zwaren boom.
Ik had geen vingren om mijn weelden aan te tellen.

Thans: ijlt'. De tijd is guur en onberoerd. De tijd
is als de kille en dorre zee, die zwoegt noch krijt.
Ik ben alleen; ik pers mijn strakke lippen samen
op eenzaam deze groote sterre, die ze bijt.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success