MOEDER Poem by Peter Theunynck

MOEDER

Ver van de indianen in het kamp,
van mensen die naar olie ruiken,
het potlood achter het oor van
de groenteman.
Ver van de grondlaag op de poort,
het zand in het haar,
van alle leven,
ligt het broertje in het wiegje stil.

De krant weet met zijn kabeljauw
geen blijf. Het ons tomaten snuit
zijn neus in de zak. Overal lekt
verdriet uit. Maar de verf vangt
vliegen en de hemel ziet blauw.

De vader maar lucht blazen,
kleppen indrukken waar
geen klank meer uitkomt.
Wat lopen tegelgangen voor
wie omkijkt tergend

traag. We stoppen een pop in
een doos, leggen kleingeld op
een schoteltje, eten petitbeurres,
zeggen ja en amen. Neen, kaarsen
krijgen we niet. De grond is hard
voor onze schoppen. De buren
achter de ligusterhagen zwijgen.

Je kunt haar horen
krassen in de kraaien aan de vaart.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success