Hij ving een pijlstaartvlinder
met zijn hand, terwijl hij
eigenlijk een kind wou hoeden
voor een kopse val in water.
Het kind, dat wankelde en stond,
zag een juweel in vormen van
een wonde. Het flapperde en
dook, duikelde langs de blonde
haartjes van een gave huid
en viel plat op een deinend vlak.
Daar zoop het vluchtig van zijn
einde, en dreef toen, als een
oude ruil, de monding in,
de waterval, en spoelde met
de dingen.
Klein greep een hand nog
naar een nawijzende vinger.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem