[Aan kant gezet bij afgesleten inboedel] Poem by Lucienne Stassaert

[Aan kant gezet bij afgesleten inboedel]

Aan kant gezet bij afgesleten inboedel
toont haar springveren binnenste
het wel en wee van een oude matras.
't Kapok laat plots geheimen los
en in haar bobbelige noppen
kroppen refreinen en duetten:

Kom liefste, trek je nog
niet terug. Tast mij af
of ik opnieuw een vreemde ben
die je de weg vraagt naar vandaag -
Ik wil verdwijnen binnenin
een rauw lichaam klapwieken
als in een onderzeese grot.

Zo vogelvlug, met korte stoten,
klonk dit duet als een duel
als middenin een afgekuste stilte
een stem, haast verstikt, opveerde:
'Ga jij eerst dood, dan volg ik wel ... '

Kom liefste, haal mij in
zoals een slak haar voelhorentjes.
Ik wil het licht niet zien
dat in mijn ribben fluit -
Steek vlug mijn kromgesloten
lijf in brand: nog één zucht
en de fleur is eraf

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success