Cornelius Onno Jellema

Cornelius Onno Jellema Poems

't Moest zijn dat buiten wat je hand aanraakt
van jou bezit nam als de reeds verwachte:
je hebt grond om te planten los gemaakt,
je legt jezelf weg plantend in de zachte

gerede aarde; of je voelt hoe zwaar
vruchten een ongestutte tak bevrachten
en om jouw zorg wordt de boom eigenaar
en drager van toekomstige gedachten:

de tijd ging over in bestendigheid,
wat groeit en bloeit bedacht en droomde jou,
en wie jou overleed maakte niet uit:

het grasveld werd je groen, en wit de geit,
werd stem uit huis: kom handen wassen gauw,
op tafel in de blauwe schaal vers fruit.
...

Outside all you touch, it had to be,
took hold of you, a long expected guest:
you've loosened earth to plant in presently,
in soft, prepared earth you lay yourself to rest;

or else you feel the unsupported weight
of fruit upon a branch, as if possessed
through your concern of thoughts of future date,
the tree bears all within its breast:

time became permanence, not flight,
what grows and flowers imagined and dreamt you,
who died on you now mattered not a hoot:

the lawn became your green, the goat your white,
a voice from home: wash hands, come quickly, do,
the blue bowl on the table holds fresh fruit.
...

Vooral dat hondegeblaf 's nachts uit het dal
bleef je bij, warm was de nacht daar
en zonder auto's. Soms riep er een uil,
een zwervende roep. Dacht je toen aan de mannen
op het marktplein bij de plataan? nee,
je genoot van de stilte, de slapeloosheid,
geestelijk was je in het donker, luisterend
nauwelijks lichaam. Dat bleef je bij.
De tempel na lange rijtocht die ochtend,
niemand was er dan in je verbeelding
als geur noch gedaante een godheid,
zijn sfeer slechts. Met geiten, geen herders,
verspreid op de flanken van hogere bergen,
de tempel een leegstaande woning zo eenzaam -
dat bleef je bij - maar mooi, haast heilig.

Nu je herinnering, hier, op dit vlakke
groninger land, in dit huis op de wind,
onherbergzaam: hier ben je als iemand
die thuis is, niet bang voor wat komt
wil je zijn, al denk je daar vaak aan.
Maar dan, om in te slapen, is er
Andritsena,
met beelden die overnemen
van jou het bestaan.
...

Especially that night-time barking from the valley
stayed with you, the night was warm there
and without cars. The odd owl hooted,
a roving call. Did you think then of the men
on the market square by the plane tree? No,
you savoured the silence and the sleeplessness,
spiritually in the dark, listening
scarcely embodied. That stayed with you.
The temple after a long drive that morning,
no one was there save in your fantasy
no smell or shape of a spirit,
just its aura. With goats, no goatherds,
scattered on the sides of higher mountains,
the temple lonely as an empty dwelling -
that stayed with you - but beautiful, almost holy.

Now your memory, here, on this flat
Groningen land, in this house in the wind,
inhospitable: here you're like someone
at home, not wishing to fear
what's to come, though it's much in your thoughts.
But then, to fall asleep, there is
Andritsena,
with images that take over
existence from you.
...

Bestaat nog god, kleine sarcofaag
van het geloof, even leeg
als de dorische tempels van Paestum:
hun zuilen een schuilplaats voor andere vogels
dan goden - als ik naar hem vraag?

Kleine mummie van steen
zonder hart, tabernakel,
zonder plaats voor een wijkaars, bescherm je
met jouw lichaam ons landschap
als bodem voor hemel? ik vraag maar.

Stille klankkast voor buiten, voor grutto's
in juni, het loeiende melkvee bij 't hek -
zo gesloten, een avond, ik zit in het gras
tussen jouw zerken, zo ben je het mooist:
dicht, van het uitblijvend antwoord de schrijn.
...

Is god still there, tiny sarcophagus
of faith, as empty
as the Doric temples of Paestum:
their columns a haven for other birds
than gods - if I ask for him?

Little mummy of stone
with no heart, tabernacle
with no place for a candle, do you protect
our landscape with you body
as a bed for heaven? I'm just asking.

Silent sound box for outside, for godwits
in June, the lowing cows by the gate -
closed in on yourself, one evening, I sit in the grass
among your tombs, you're loveliest thus:
closed, the shrine to the answer not given.
...

Waarom niet, lichaam, heb je in jezelf geloofd
de dagen van je jeugd, je bent ten laatste
gedaante in deze vorm en je houdt op
te zijn straks - waarom niet? Heeft jou
de geest misleid alsof er wonderen
van hoger deugd, van waarheid waren te verwachten?
En jij wou steeds ook iemand anders zijn.
Nu wordt het dadelijk nacht in ons. En jij?
Doe je wat voor me om me er door heen te helpen?
Lichaam, nooit heb ik je vertrouwd,
niet aan je noden ooit geloof geschonken,
je was van mij en daarmee uit. Ik dacht
te zijn in wat geen toekomst worden wou,
dralend in daden van bedenking, overzicht.
En jij bent hier en bezig aan je sterven.
Je weet toch, lichaam, waar je nog de groeven voelt
van eiken planken toen we zittend op die brug,
we waren kind, op lange zomeravonden
boven de stroom het trage water vol
van geheimzinnig leven zagen, wieren, vissen,
ons eigen spiegelbeeld, en ik gedachtenloos
jou niet besefte, enkel opging in
een vrijheid niets te hoeven zijn dan zo?
Alleen te kijken en het rustige gesnuif
te horen in de wei van grazenden, vlakbij -
Dat evenwicht, jij was er toen nog niet
als nu, nog ongemeld, nog zwijgend in jezelf
Wij gaan voorbij, terwijl ik dat niet wil,
lichaam, je zult mijn dood nog zijn wanneer
je niet de beelden die je meedraagt in je
afstaat aan mij - maar ik, wie ben ik zonder jou?
Je hebt geen kind aan mij zolang je luistert.
Waarom, lichaam, heb ik jou nooit geprezen?
...

Why, body, had you no self-belief
in the days of your youth, finally you are
a shape in this form and you'll cease
to be soon - why not? Did
the mind mislead you as though wonders
of higher virtue, of truth lay in wait?
And you always wanted to be someone else.
Now it will soon be night in us. And you?
Will you do anything to help me through?
Body, I never trusted you,
never gave credence to your needs,
you were mine and that was that. I thought
I was where there would be no future,
dawdling in deeds of invention, review.
And you're here and busy with your dying.
You remember, body, where you still feel the grooves
of oak planks when sitting on that bridge,
as children, on long summer evenings
above the stream saw the sluggish water
full of mysterious life, weeds, fishes,
our own reflection, and I thoughtless,
was unaware of you, simply submerged in
a freedom to be nothing but thus?
Just to look and hear the calm snuffling
of grazers in the fields, close by -
That balance, you were not yet there then
as now, still unannounced, still silent in yourself -
We're passing, though I do not want to go,
body, you'll be the death of me yet if
you do not surrender the images you bear in you
to me - but I , who am I without you?
I'll be good as gold if you'll just listen.
Why, body, did I never extol you?
...

Omdat een droom mij aankeek ben ik er vandaag.
Je liep door 't laantje naar de hertenkamp en was
even niet dood. Ik kon niet met je praten want
moest letten op mijn benen of die wel bewogen,
en haalde jou daardoor niet in. Toch was je het,
de omtrek van jouw lichaam languit uitgeknipt
tegen het overhangend loof kwam je niet verder
dan dat het eeuwig door zou gaan, een kloppend beeld

dat in het daglicht zwart wordt, 'k zit het op te schrijven
terwijl je tussen regels door verdwijnt - het is
nog vroeg met grijze hemel achter lege takken;
mij schiet het woord wüeste te binnen, woestenij,
bij Eckhart staat het voor het onuitsprekelijke
beeldloze Niets der godheid achter god. - 't Kwam door
die film van gisteravond denk ik dat ik droomde:
zo wacht men steeds op iets en of er iemand komt.
...

Because a dream beheld at me I am here today.
You walked down the lane to the deer park and for
a moment were not dead. I could not talk to you because
I had to make sure my legs were moving,
and so could not catch up with you. But it was you,
the outline of your body cut out lengthways
against the overhanging leaves you got no further
than going on for ever, a perfect likeness

that blackens in daylight. I sit recording it
while you dissolve away between the lines - it is
still early with grey sky beyond bare branches;
the word ‘wheste' occurs to me, wasteland,
in Eckhardt it stands for the inexpressible
imageless Nothing of divinity beyond god. It was because
of that film yesterday evening I think that I dreamed:
thus one always waits for something, to see if someone comes.
...

Je droomt je thuis: een veiligheid van stemmen
die 't onbegrepene gerust bespreken,
je zit aan tafel en je hebt gekeken
hoe de markiezen zomerzonlicht stremmen

tot warmtekleur op het gestreken linnen -
gedachteloos, betekenissen teken
dat dingen weer niet zijn waarop ze leken,
hun buitenkant een bijna angstig binnen.

Het staat er nog, je kunt het nergens vinden,
het witte hek, het pad tussen jasmijnen,
jijzelf de toegang tot dit droomgebied

achter een gevel met gesloten blinden;
en ook de tuin waarin je kon verdwijnen
blijkt een gedicht dat jou vergeefs verliet.
...

You dream you're home: the voices cushion you,
calmly discuss what you don't understand,
you sit at table, and have seen warm colour land
where blinds let curdled summer sunbeams through,

and on pressed linen tablecloths appear -
your mind's a blank, and meanings symbolise
that once more things are not what you surmise,
their outside's now an inside, close to fear.

It stands there still, but your heart never finds
the jasmine-bordered path, the wicket white,
yourself the gateway to this realm of dreams

behind a house front with its lowered blinds;
the garden too where you dropped out of sight
proves a poem you released in vain.
...

Je draait je om en ziet het kind vertrekken,
het huis al leeg, 't legt bloemen op de trap,
springt van de stoep zodat de laatste stap
niet hoeft gezet, dan sluit het de tuinhekken,

houdt op te zijn daar, want niet op te wekken
- talitha koem - uit kinderjaren graf
zijn hond en tamme kraai, een pluche giraf:
't beschrevene zal nooit die dingen dekken

die uit zichzelf, je weet niet waarvandaan,
jou woordloos wisten, en jij nam hen aan
zo vanzelfsprekend dat je vaak verbaasd,

vroeg iemand naar een naam, in malle haast
wat namen noemde die je maar verzon -
het kijkt niet om; je riep het als dat kon.
...

Turning, the parting child you contemplate,
house empty, it lays flowers on the stairs,
leaps from the threshold and in that way spares
itself the final step, then shuts the garden gate,

stops being there, because - talitha-cumi - such is fate
that childhood's grave will never let them go,
its dog, a plush giraffe and its pet crow:
descriptions never cover things' true state

which themselves - you do not know their source,
knew you were wordless; you accepted them, of course
so naturally that often in surprise,

if someone asked a name, you'd tell them lies,
reel off some foolish names that sounded good -
no backward glance; you'd call it if you could.
...

The Best Poem Of Cornelius Onno Jellema

ALS TUIN

't Moest zijn dat buiten wat je hand aanraakt
van jou bezit nam als de reeds verwachte:
je hebt grond om te planten los gemaakt,
je legt jezelf weg plantend in de zachte

gerede aarde; of je voelt hoe zwaar
vruchten een ongestutte tak bevrachten
en om jouw zorg wordt de boom eigenaar
en drager van toekomstige gedachten:

de tijd ging over in bestendigheid,
wat groeit en bloeit bedacht en droomde jou,
en wie jou overleed maakte niet uit:

het grasveld werd je groen, en wit de geit,
werd stem uit huis: kom handen wassen gauw,
op tafel in de blauwe schaal vers fruit.

Cornelius Onno Jellema Comments

Cornelius Onno Jellema Popularity

Cornelius Onno Jellema Popularity

Close
Error Success