DAG VAN SCHOONHEID Poem by Richard Minne

DAG VAN SCHOONHEID

De bot, die berst; de bij, die zoemt;
de wind, die zotheid gaat vertellen:
wat men kortweg de lente noemt
en de aarde komt op stelten stellen;
dat klotst nu alles door mijn kop,
en 'k stak er wel een pluimken op,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.
Als ik den band maar los kon knopen,
nam ik u allen dubbelthope:
gij meiskens uit de stad, den stal,
gij wijs als 't boek, gij dom als oordje,
gij uit 't kasteel en gij uit 't poortje,
en gij, o boom, en gras, en wal,
gij witte, wandelende pater,
gij paard, gij zon, gij wolk, gij water,
en 'k danste midden in uw tas,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success