Voor J.H.
Nergens een plek
voor de rusteloze. De kunst
komt nooit meer thuis, haar schuilplaats
kent geen tijd
Voor elke hinderlaag
een hink-stap-sprong, een
waagstuk in het durvend
donker
Hoeveel klanken glijden
uit, hoeveel stoornissen suizen
nog na: we strelen schrille
snaren
Een scheur heeft schoonheid
in het doek gekerfd, op straat
ligt als verstomd een colablikje
tot sculptuur geschopt, het Niets
vraagt om een sokkel
We kwelen dissonanten
in de bomen nu het later
wordt en aan het avondmeer
de waanzin van de maan
zich weer in ons
weerspiegelt
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem