Charles Ducal

Charles Ducal Poems

Not to have to write it's enough
to touch her imaginary shape.
It burns into the screen as onto a drape
and laughs at me, always willing. I let it
...

Wind and rain closed the windows
We sat kneeling by the hearth
in the religion we would inherit.
The woman who bore us
...

3.

As long as the ink is wet
the farm stays in speech.

A crow searches the dunghill
as a finger browsing a dictionary.
...

Two men were dragging a cart through the woods,
through the mud of light-shy avenues,
in the service of a woman. Dividing and
conquering, she stood, both burden and desire
...

The pig lives on the other side
of love, low
to the ground of our loneliness.
...

Sometimes, when I am empty,
it happens that a long forgotten voice
from the crowd in the street
arises again and finds me there.
...

De zon komt op. Wij proeven elkaars adem.
Op het behang komen de lelien in bloei.
Sta op, mijn lief. Uit het getal der dagen
treedt een datum ons nieuwsgierig tegemoet,

door God gewild, door ons te leven.
Zie, op moddertenen komt de kat om melk,
een fijn symbool: wat zoudt gij vrezen?
Brood en krant worden op tijd besteld.

Vier sneetjes en een appel in mijn trommel,
de boekentas met Vondels Lucifer.
Dank God, de opstand is nog niet begonnen.
De schepping spreekt perfect vanzelf.
...

8.

Vindt je vrouw dit leuk? vroeg de vriend
aan wie hij zijn verzen liet lezen.
Hij zocht een excuus. Het was er niet.
Er stond wat er stond. Met reden.

Toch bleef hij en wist niet waarom.
Hij miste niet langer het stof op de wegen
en verre vrouwen alleen voor de vorm.
Ik heb je lief. Hij sprak het uit in de leegte,

want als zij keek klonk het dik op de tong,
als een excuus voor jaren gewenning.
Toch was zij de enige die niet volstond.
Poezie is een daad van ontkenning.
...

Wij sliepen in zijn onachtzame kamers,
de deuren halfopen, de muren vol vocht.
Wij hoorden hem mompelen tussen de lakens,
wij voelden hoe het ons lichaam betrof.

's Ochtends drong door de wanden zijn vloek,
hij ranselde wetten in razende paarden.
Wij speelden hem na in een veilige hoek.
Wij waren met zes om zijn blik te verdragen.

Later sliepen wij in behoedzame kamers
met zwetende muren en deuren op slot.
Wij lagen te mompelen tussen de lakens,
en deden razend alsof.
...

Wind en regen sloten de vensters.
Wij zaten geknield bij de haard
in de godsdienst die wij zouden erven.
De vrouw die ons had gebaard

zei formules om ons te verkleinen.
Haar stem zeurde taai in de nek.
Wij zaten stom, pas ingewijden.
De man die ons had verwekt.

hief de hand. Wij boden het hoofd.
Hij prentte zijn duim in de hersens.
Wind en regen bestookten de droom.
Onder bed sliepen wolven en heksen.
...

an het nieuwe verhaal,

ons betreffend,
vaststaand, neutraal,
te slim om dadelijk weer weg te zakken
in de vetlaag, de warme grond

waarin wij als kinderen wroetten.
Iemand nam ons op
en sloeg ons in het oor
het voor ons bedoelde getal.

Zo begon het: eens in de stal
leerden wij onszelf vergeten,
niet bewegen, slapen en eten,
vlees te zijn tot de uiterste

gram.


2

In den beginne was er de modder.

‘s Nachts liep soms een zeug
door het beeld, hijgend en schommelend,
als door onze lust ingekleurd.

Brood en water, dagen stilstaand
als palen voor een hier vastgelegd lot.
Mens en dier samenslapend,
onscheidbaar, doortrokken van vocht.

En nergens een woord
om zichzelf aan te raken.

Tot God verscheen
met meetlood en planken
en ons een stal liet bouwen midden het veld

en ons leerde zijn beeld na te apen,
het vlees met het woord aan te raken,
de lust om te zetten in geld.
...

1

So it started:

from the flaccid belly of the field
there rose a wall,
created (in our sleep) a hasty caesura
in the endless mud and rain.

We, of tender flesh,
came groping in the dark,
tore our mouths
on the new myth,

concerning us,
conclusive, neutral,
too smart to just sink back
in the layer of fat, the warm ground

in which we rooted as children.
Someone lifted us up
and punched into our ear
the number meant for us.

So it started: once in the sty
we learnt to forget ourselves,
not to move, sleep or eat,
be meat until the final

gram.


2

In the beginning there was mud.

At night a sow sometimes walked
across the scene, panting and waddling,
as if coloured by our lust.

Bread and water, days standing still
as posts for a fate tied to this place.
Man and animal sleeping together,
inseparable, saturated with moisture.

And nowhere a word
to touch themselves.

Until God appeared
with plummet and planks
and had us build a sty midfield

and taught us to ape his image,
touch the flesh with the word,
turn lust into money.
...

Tussen slapen en waken
in vleesgeworden beton
een eerste oor licht hoort naderen
een eerste keel gromt

opklim van aanslaande rompen
naar onuitstaanlijk gekrijs
in rukriemen vastgebonden
vlokschuim en ziedend kwijl

meester honger langsrijdt
en stort in de troggen
zijn meelwagen huilen herleidt
tot ondergronds zingend geslobber

alsof zich iets menselijks bevrijdt.
...

Het varken leeft aan gene zijde
van de liefde, laag
bij de grond van onze eenzaamheid.

Het legt zich neer en laat zich bijten
als het vlees dat lacht
in onze heimelijkste droom.

Het woelt in draf en drek
de taal op die wij
met gewassen handen schrijven.

Kon een van ons het hoofd verliezen,
wij zouden huilen, beiden,
van bezetenheid.
...

The pig lives on the other side
of love, low
to the ground of our loneliness.

It lays itself down lets itself be bitten
as the flesh that laughs
in our most secret of dreams.

It roots in muck and at a trot
the language that we
write with our hands washed.

If one of us were to lose his head,
we'd cry, the both of us,
as though possessed.
...

Een deur knarst, een lamp zoemt aan.
Betrapt vlucht een rat
het plafond in.

Gewekt uit het vlees stijgt
het rumoer van de honger.

Onwerkelijk zwaar hangt het stof
in de webben, onwerkelijk
weegt de stank.

Was u hier eerder al?

Onder de lading stijgt
traag en vet
de giftige stroom.

Kent u de regels aan boord?

Een motor slaat aan.
In de buizen begint het schudden,
het meel valt.

Kalm tekent de veerman
de ruggen,
controleert zijn getal.
...

A door creeks, a light buzzes on.
Caught out a rat flees
into the ceiling.

Awakened from the flesh
the noise of hunger rises.

Incredibly heavy the dust hangs
in the webs, incredibly
heavy the stench.

Were you here before?

Beneath the load rising
slow and greasy
the toxic stream.

Do you know the rules onboard?

An engine starts.
In the pipes the shaking begins,
the meal falls.

Calmly the ferryman marks
the backs,
checks his number.
...

Zolang de inkt nat is
ligt het bedrijf in de taal.

Een kraai speurt in de mestvaalt
als een vinger in een woordenboek.

Op het achtererf liggen begrippen
te roesten als moegeworden metaal.

De deur waar een stal in ontstaat
laat een geur los van oude gedichten.

In inktspatten zwermen de vliegen
boven de piepende kruiwagen uit.

De hand die gaat scheppen
woelt nog betekenisloos in het voer.

De ogen die wachten staan vochtig,
van honger ontroerd.
...

19.

As long as the ink is wet
the farm stays in speech.

A crow searches the dunghill
as a finger browsing a dictionary.

In the backyard notions lay
rusting as fatigued steel.

The door in which a sty begins
gives off a smell of old poetry.

In ink splatters the flies swarm
out across the creaking barrow.

The hand that is about to dig
roots meaninglessly through the feed.

The waiting eyes look moist,
moved by hunger.
...

Het wegsnijden van het geheugen
geschiedt met een feestelijk mes.
Daarna wordt, omzwachteld met spreuken,
het hoofd op de tafel gezet,

een geur van zoet in een muggenzwerm
van geklets en vervelende vragen.
Het hoofd geeft geen antwoord, het zegt
wat recht is, gezien de verhalen

die onder twintig eeuwen liggen bedekt.
Het is enkel een kwestie ze op te graven,
hun levenskracht geldt precies deze plek.
Wat daarop stond is weggeblazen

buiten de taal, die rein is en blank.
Zijn hier ooit mensen verdreven,
hier, waar het geluk uit de hemel valt?
Nu is de tijd, de tijd van het feesten.

De muggen zoemen, maar

dat heeft geen belang.
...

Charles Ducal Biography

It isn’t often that a pig farmer writes poetry, but Flanders has an extraordinary poet-farmer. To fellow farmers he is known as Frans Dumortier, to fellow poets as Charles Ducal. In Ducal’s universe pigs, God, mothers and the poet himself are all equals, without discrimination.His poetry contains much irony and casual humour, yet doesn’t shrink from such grand themes as language, religion and sexuality. Ducal’s poetry is allegedly blasphemous, but ‘shocking’ would be a better epithet.)

The Best Poem Of Charles Ducal

Ach du…

Not to have to write it's enough
to touch her imaginary shape.
It burns into the screen as onto a drape
and laughs at me, always willing. I let it

think and talk me round, page filling,
for which no poet is needed.
This numbness has gone unheeded
for years, excitement without meaning.

Perhaps I miss the misery of a room
in which the holes are sealed: the door
a writ, the window an ultimatum,
at table an uncompleted affidavit -

and nobody who in shameless pleasure
fills my aversion to write.

Translated by Willem Groenewegen

Charles Ducal Comments

Charles Ducal Popularity

Charles Ducal Popularity

Close
Error Success