PAARDENVREUGDE (I) Poem by Peter van Lier

PAARDENVREUGDE (I)

Nog

staand blijft het bij een

groepsgewijs vertoeven, peuzelend aan gras bij

een genoeglijk hinniken dat staarten doet zwaaien: niets
uitzonderlijks, zou men zeggen,
totdat -

de boer met de voederbak op zijn rug (‘vort')
komt aanzetten die elk paard op afstand al
herkent
als voorbode van dat waar elk paardenhart naar

smacht: einde periode van werk in draf; weg met het krachtvoer,

‘lekker veesten op zuring en klaver'?

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success