Eva Gerlach

Eva Gerlach Poems

1.

het gedicht gebeurt nu
in het lichaam ervan gebeurt
dit. het ademt en het
loopt en als je

ertegen praat praat het. er is

alles zegt de stem (in het open raam
zit de zachte en gladde naakt en leest proust in de verte
kantelt een auto snijdt het gedicht een keel door) en

alles is bij zichzelf hier in het glas water
rolt de vloedgolf er is tocht uit een kier en er is
de draaiwind er is zand waarop je goed loopt
zand dat op je valt. er is altijd de oven
waarin het hout schoon opbrandt en er is deeg
omhooggegaan dat in de lege oven
brood wordt met een geur van
kinderhals. er is het brood en ik snij het
in het gedicht dat het eet.

hartslag
zweepstaart en droom

alles zegt de stem er is altijd de druppel
en er is het gezicht vol bloed er is tochtigheid en
laatste adem er is op de vloer de vernielde
die zich bederft met misbaar en er is die vernielde
in zijde met een kop thee in de ochtend en van
zijn plek op diens rug vliegt de reiger en schijt op het bed
van de taal en gaat vissen in speeksel.

iemand rijdt in de nacht en het woord duwt zijn auto
over de rand en zijn hoofd knakt boven het stuur

en het gedicht legt zijn bodem
op die van de werkelijkheid en begint. het is alles
wat er is. en zijn vorm gaat open
en het laat los en gebeurt.
...

Want dat ik van je heb gehouden, dat staat vast.
De rest niet - of je bestond
en als, wat dan voor kleur ogen, de ene keer groen,
dan weer grijs, eens schoot er een zwerm
zwaluwen uit omhoog. Wat voor. Van die snelle,
die niet kunnen lopen, vrijen gebeurt in de lucht.
Hoe ging het. Je werd
ziek of zo, meegenomen, er was veel te doen,
ik kreeg geloof ik een nieuw kind en vergat je
tot ik je hoorde vannacht, onmogelijk uur,
kom het is tijd. Laat alles achter, kom buiten,
ik wacht op je bij het hek.
Maar toen ik daar stond, de grendel
was los, het sloeg in de wind
tegen de balk en ik maakte het vast en liep terug,
denkend aan je, dat je daar godweet echt
had gestaan, het hek losgedaan,
dat ik van je gehouden heb en dat
het hout niet goed in de scharnieren zat.
...

For that I once have loved you, that's for sure.
The rest not - whether you existed
and if, what colour eyes then, green at times,
at others grey, a swarm of swallows once
shot out of them. What kind. Those swift ones
that can't walk right, mating takes place in the air.
What happened. You got
ill or something, lost from sight, there was lots to do,
I had another child I think, forgot you
until I heard you tonight, impossible hour,
come it's time. Leave everything, come outside,
I'm waiting for you by the gate.
But when I stood there, the bolt
was loose, it clanged in the wind
against the post and I shot it home and went back,
thinking of you, that godknows you really had
stood there somehow, had undone
the gate, that I have loved you once and that
the wood hung on the hinges out of true.
...

‘Sol qui illustras omnia solus'
(Bruno, Cantus Circaeus)
Wat was het dat je zei, iets over snoeken
vroeg in de winterochtend als het donker
om jou en om je vader elk apart
heen zat op de brommer, elk zijn wak
hakte en je wierp de wat voor hengel,
zus of zo'n haak, ondermaats
aas uit het emmertje: nooit één
snoek gevangen. Was er niet een lamp,
hadden wij hem later niet, zo'n staande,
plekkerig metaal, hij kon ook hangen.

Alles, alle dingen in gedachten
houden, tijd en plaats, substantie, hoe-
veelheid en hoedanigheid. Een god
zijn die het beweegt.
Soms zag je eentje
stilstaan in de diepte, met zo'n spitse
bek zoals ze hebben, grijze vlekken.
...

‘Sol qui illustras omnia solus'
(Bruno, Cantus Circaeus)
What was it you said, something about piking
early on winter mornings when the dark
sat round you and your father each apart
on the moped, each would hack
a hole in the ice and you'd cast
your what sort of rod, some hook or other,
undersized bait from the bucket: never caught one
single pike. And wasn't there a lamp,
didn't we have it later, blotchy metal,
standing model, it could also hang.

To keep everything, each single thing,
in mind, time and place, substance
quantity and quality. Be a
god that moves it.
Sometimes you saw just
one unstirring in the depths, with that
pointed mouth they have, patches of grey.
...

Een man die fietste zo hard dat wij hem bijna niet zagen
kwam langs en riep met schorre stem pas op
maar voor wij iets konden doen was hij al weer voorbij
en voor wij hem na konden kijken was hij al zowat weg.

Het moet een beroeps zijn geweest als je zag hoe hij onder
het viaduct verdween, bijna doorzichtig, een wolkje
stof, niet dat dat opwoei van het asfalt maar hijzelf
dunner en dunner van steeds zichzelf in te halen.
...

A man who cycled so hard we hardly saw him
on drawing level hoarsely cried watch out
but well before we could do anything he'd passed by
and well before we could look for him he'd all but gone.

He must have been a pro considering the way he disappeared
beneath the viaduct, transparent almost, a small cloud of
dust, not that it swirled up from the asphalt but that he
thinned and thinned away from catching up with himself.
...

8.

Wat heel is, kunnen wij niet zien, het is
te groot, het past ons niet en niet
in onze hoofden

maar wat aan mootjes, haksel is, verkiezeld,
kruim, gepureerd, verstoven of ontbonden -

al het verdeelde zit voorgoed in ons.
...

Whatever's whole we fail to see, it is
too big for us, non-fitting, it won't go
inside our head

but what is chopped up, frittered, pounded fine,
crumbs, puréed, blown to dust, disintegrating -

all that is split up sticks in us for good.
...

Wakker omdat een storm
groef in het dak. Aan kwam jagen, zijn blinde gezicht
kneusde, nagels stak onder
kieren waaronder wij: dik
van slaap, te zwaar om meegenomen, weg
gewaaid te worden samen. Hoorden een opwaarts
gieren of het huis werd leeggezogen,
ramen schoten open, brieven stoven
sjirpend de nacht in. Al het verwrikbare gleed
van onze levens, een twee verlies! - kijk ons,
kaal als de grond. Tussen minstens en niets was het dak nog
even een vlies. Het begon
...

Woke up at a gale digging
into the roof. Charging, bashing its unseeing
face, clawing nails under
chinks, us beneath: heady
with sleep, too leaden to be swept off, be
whisked away together. Heard a rising
shriek as if the house might be sucked bone-dry,
windows thrown open, letters
blown chirping into the night. All the wrenchable slipped
from our lives, one two all gone! - look at us
bare as the ground. Twixt least and nothing the roof was still
briefly a skin. It began
...

12.

Een hond met ijzeren ogen had mijn hand
in zijn mond genomen. Ik wilde
niet dat dit gebeurde maar was bang
te scheuren als ik mij verzette. Luister
hond, zei ik, laat me los en ik geef je
wat je verlangt. Maar wat hij wilde was alleen
dat ik niet verder ging en met mijn andere hand
hem streelde. Zo. Dagen en nachten in
zijn ogen zag wie van ons sterker scheen.
...

13.

A dog with iron eyes had clamped my hand
in his mouth. I did not want this
to happen but feared I would tear
if I offered resistance. Dog, listen
I said, let me go and I'll give you
whatever you want. But he just
wanted me to stay put, use my spare hand to
stroke him. So. For days and nights I searched
his eyes to find the stronger of us two.
...

14.

Zojuist trok de schuit naar
Haarlem door de straat. Over de stoep
joegen de magere paarden met de knecht
en midden op de weg kliefde mijn opa's
grootvader water. Laat me
hier niet achter riep ik door het raam
vanwaar ik ze zag gaan, ik kan hier niet zo
in mijn eentje blijven staan, maar zij
meegevoerd door haast namen de bocht
linksom naar het park. Het asfalt sloot zich,
uit de diepte die ik duidelijk
had zien stromen, spiegelen en
bruisen, sprong geen vis. Het is te hopen
dacht ik dat zij nog met vloeibaar tij
komen waar zij moeten zijn vannacht.

Alles lag zoals het altijd lag.
Jij kwam aan, het was al laat, parkeerde
slordig als gewoonlijk, nam je tas
uit de auto en keek staande op het
dichte asfalt recht omhoog naar mij.
...

Just now the barge for Haarlem
passed through the street. Along the pavement
towed the scrawny horses with the lad and in
the middle of the road my grandpa's grand
father cleft the waters. Don't leave me
behind here I cried through the window
from where I saw them pass, I can't just stay
here on my own, but borne along they took
the turn left to the park. The asphalt
closed up, from depths that I'd clearly seen
streaming, reflecting and
rushing, no fish leapt. Let's hope
I thought that with still liquid tide they'll
get to where they would be bound tonight.

Everything lay as it always lay.
You arrived, quite late, parked
carelessly as usual, took your case
from the car and standing there on the
solid asphalt looked straight up at me.
...

Toen je die bloedneus had weet je
nog wel, dat het niet meer ophield,
je zat bij de wasbak, hoofd voorovergevouwen,
"loop ik nou helemaal leeg?" en ik zag je daar zitten,

het was alsof ik je nooit meer
zou durven aanraken, of je meteen zou op-
lossen in de werkelijkheid als goud
in koningswater als ik je ook maar het minste
beetje zou aaien;

natuurlijk moest je nog lang niet
dood, dat wist ik best, maar hij die de liedjes
zingt voor de hazen en beren waarin hij vertelt
hoe hij ze heeft geschoten, was juist begonnen
het jouwe te maken, ik kon het
horen in mijn hoofd, pieng,
pong, de eerste,
voorzichtige tonen.
...

When you had that nose-bleed remember
the one that just wouldn't stop,
you sat head down over the basin
‘will I bleed empty now?' and I looked at you there,

it was as if I never more would
dare touch you again, as if you'd dis-
solve then and there into reality like
gold in aqua regia had I but stroked
you the slightest;

of course you hadn't got to die for
ages, I knew that full well, but he who sings to
the hares and the bears the songs where
he tells how he shot them had now just
started on yours, I could hear it
inside my head pling,
pling, the opening
tentative notes.
...

18.

Het zijn de dingen tussenin, de on-
vaste, die je raken als een schot zaadpluis.

Vorm van wind in bomen zo de dingen
tussenin, de vorm van wat dan ook,

(hij in de metro, zijn zwangere vrouw legt haar rug
tegen zijn buik, hij legt zijn
hand in haar nek, tilt van haar
haar een streng op en proeft die,
ruikt eraan, liefde schijnt hem
zo in de ogen dat hij ze dichtknijpt. O!

zacht beweegt hij zachtjes om het niet)
...

19.

It is the things just in-between, the un-
firm ones, that strike you like a seed-fluff shot.

Shape of wind in trees so are the things just
in-between, the shape of anything,

(he in the metro, his pregnant wife leans her back
against his stomach - he puts his
hand at her neck, lifts from her
hair a strand and then tastes it,
sniffs at it, love shines him
so in the eyes that he squeezes them shut. Ah!

softly he gyrates softly round the void)
...

The Best Poem Of Eva Gerlach

NU

het gedicht gebeurt nu
in het lichaam ervan gebeurt
dit. het ademt en het
loopt en als je

ertegen praat praat het. er is

alles zegt de stem (in het open raam
zit de zachte en gladde naakt en leest proust in de verte
kantelt een auto snijdt het gedicht een keel door) en

alles is bij zichzelf hier in het glas water
rolt de vloedgolf er is tocht uit een kier en er is
de draaiwind er is zand waarop je goed loopt
zand dat op je valt. er is altijd de oven
waarin het hout schoon opbrandt en er is deeg
omhooggegaan dat in de lege oven
brood wordt met een geur van
kinderhals. er is het brood en ik snij het
in het gedicht dat het eet.

hartslag
zweepstaart en droom

alles zegt de stem er is altijd de druppel
en er is het gezicht vol bloed er is tochtigheid en
laatste adem er is op de vloer de vernielde
die zich bederft met misbaar en er is die vernielde
in zijde met een kop thee in de ochtend en van
zijn plek op diens rug vliegt de reiger en schijt op het bed
van de taal en gaat vissen in speeksel.

iemand rijdt in de nacht en het woord duwt zijn auto
over de rand en zijn hoofd knakt boven het stuur

en het gedicht legt zijn bodem
op die van de werkelijkheid en begint. het is alles
wat er is. en zijn vorm gaat open
en het laat los en gebeurt.

Eva Gerlach Comments

Eva Gerlach Popularity

Eva Gerlach Popularity

Close
Error Success