1
the lady from latvia recounted
how the people ended up where they did:
the finns steadily pushed the lapps
northwards
...
the air may have been more rarified then
and the wind cooler, the sun had
a different status, but nevertheless
...
there are gardens that have escaped someone's
watchful eye and in them the sky is as clear
and as cool as a sea breeze in the south can be
you sit at a table and talk to the neighbours, you drink
...
hesitantly we follow the charted glass route
we immerse ourselves in a city map,
identifying places we know so well
...
wij volgen onwennig een glazen parcours
wij buigen ons over een stadsplattegrond
we brengen er plekken in thuis, die ons
's nachts als daglicht voor ogen staan
daar is het, tussen het postkantoor en het
gehavende parkje, daar stond die wilg
die moest omgehakt worden, daar is
de speeltuin, het zwembad, verlangen
bevangt ons, en huiver, zoals wij hier nu
in ons tijdelijk schoeisel van plastic
de donkere kanten van de straten aftasten,
een huis aan de spoorweg waarin wij
niet ziek zijn geworden maar ouder,
het zweven gestopt is, het zoeken
naar een verband, en daar op de hoek,
voor de boekhandelaar, daar wachtten
wij vaak op de tram, en in dat wachten
het sneeuwen begon, over alles en ons
...
als je probeert ergens bij te horen
en je daar moe van wordt
iemand vraagt aan zijn tafelgenoten:
wat is transcendent en je kijkt naar alles
wat achterblijft op de borden, buiten
waaien plots bladeren op, het gaat
regenen, denk je, en dat je niet bang bent,
zeg je tegen jezelf, 's nachts in het
buitenland, dan vraagt iemand jou naar
vergankelijkheid, of je daartegen schrijft
en zoniet, is het dan therapeutisch
je stelt je dan gombomen
voor in de tropen, koerende
duiven in gombomen
...
1.
de dame uit letland vertelde
hoe de volkeren terechtkwamen:
de finnen duwden de lappen
gestaag naar het noorden
en de pruisen waren zo strijdlustig,
moet je horen, dat ze allemaal
op hun veroveringstochten
gesneuveld zijn
waarom zijn er zo weinig
grappige gedichten, verzuchtte
de dame uit letland, ze wenkte de ober
en vroeg om meer whiskey, dan
keek ze naar buiten en zei
dat er niemand meer was
die nog pruisisch sprak
2.
de zee en de lucht waren in elkaar
overgevloeid, aan de vuurtorens
was nog te zien waar de horizon lag
ze wenkten, niet als een vader of als
een vriend, ze wenkten vanuit
het eeuwige leven, de vrijheid
van komen en gaan
ten slotte waren alleen nog
de palmen te zien in het licht
dat uit de hotelkamers kwam
en verder weg was het klappen
te horen van touwen tegen de masten
voor alles bestaat een decor
voor het weerzien, het afscheid
en voor het wachten
3.
de wereld is groot, zei
de dame uit letland,
europa, amerika, mijn vader
kwam om in siberïe
wij spreken de oudste taal
van europa, wij zijn met weinigen
daarom praten we veel,
men zou zich de mond
moeten wassen met zeep,
zei mijn moeder, waar
is nu mijn moeder, waarom
kan ik niet zwijgen, waarom
kan ik niet huilen?
het leven is lang, zei de dame
uit letland en er is niemand
die met me wil ruilen
4.
van waar ik zat zag ik
een eiland liggen waar
de zon op scheen, af en toe
zoals op mij, beneden
maakten meeuwen hun geluiden
klagend, druk en zenuwachtig :
ze waren thuis
het eiland kleurde donker,
grijs en dan weer hevig groen
alsof het bloosde en ik begreep
dat ooit de zon aanbeden werd
het leek alsof je aandacht
van haar kreeg, ook
als je helemaal alleen was
...
hun huid begon te rimpelen
ze werden oud en zouden doodgaan
net als wij maar zonder angst
alsof zij ergens weet van hadden
en wij niet
het afscheid kwam al dichterbij
noodweer, ontspoorde treinen
onzekerheid was er altijd
zekerheid kon je winnen
maar hoe, hoe
kon je worden als de bomen
ik voelde dat ik schrijven zou
(omdat alles altijd was
zoals het niet kon blijven)
hoe wij hier zaten
op een bank onder platanen
de zon scheen, een hond ging blaffend
achter de duiven aan
...
ik stelde me de wind voor
zonder struiken en bomen
en de zon zonder onze huid
toen zag ik je lopen met je armen
van je lichaam vandaan alsof
je de aarde zou gaan verlaten
alsof je de wind probeerde
achter de bergen moest in de verte
de zee ergens zijn
maar we zagen haar niet
en ik dacht dat alles zo hoorde
het innige blauw van de lucht
en onze purperen schaduwen
over de sneeuw
...
dit is wat een schilder zou zien:
de gebleekte graskant, kastanjes
en linden, het warme maar heengaande
licht van de avond en tegen de haag
op de andere oever een loper, en zijn
gedachten, hoe schilder je die
en boven het water de meeuwen
en tussen het licht- en het donkerder groen
de plecht van een jacht, het schuiven
der dingen, de richtingen
het water zelf kun je hier waar wij zitten
niet zien en ik vraag me nog af hoe je
afstanden schildert, steeds lichter misschien
tot je wit overhoudt, en hoe het verleden
toen jij daar nog liep
hoe schilder je dat je nooit weer
daar zult lopen, tegenstribbelend
aan je vaders hand
...