PARANOIA Poem by Leonard Nolens

PARANOIA

Ze zeggen dat dichters hun tong in bedwang moeten houden.
Zij, dat zijn die modejournalisten die mijn kleren kraken
En morgen mijn ontwerpen dragen. Dat zijn die keukenmeesters
Die souperen van mijn vlees en in mijn pannen spuwen.
Dat zijn die onkruidverdelgers en dode dokters van de poëzie.
Maar wie heeft de naakten gekleed, de hongerigen gespijsd?

Nee, mijn door de wol geverfde tong van jullie is ook van mij
En wat ze doet is nu eenmaal vaak pathetisch gedacht.
Jullie metrische colbertjes en rijmbroeken, daar pas ik voor.
Jullie zoutloze sonnettenfoto's, nee, pardon, merci.

Ik kan het ook niet helpen, de subliemste prosodie
Komt uit de darmen, elke ziel denkt finaal intestinaal.
(Anders staat het met mijn Hoofdletter, hier komt ze:
Zij is de solsleutel van mijn dwarse notenbalken.)

Dit charmeert of epateert misschien. Het was niet zo bedoeld.
Veel van deze regels is met haat en nijd ineengetimmerd,
Ook met goede voornemens, mijn weg gaat naar de hel.
Wie lijdt gaat naar de hel, aan pijn is geen verdienste.

Woorden, zaad en centen zijn gemaakt om te rollen.
Zet ze nooit op het spaar boek van de evidente vorm.
De innigste vorm zit in het ritme van de vent: poëzie
Met kloten dus, zoals Pavese zei, en hij slikte zich dood.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success