Ilja Leonard Pfeijffer

Ilja Leonard Pfeijffer Poems

al ware het dat ik de talen der dieren en dingen sprak
en jij brak en verscheurde mij niet
ik zou blaten als snuisterijen
en brullen in een kamerplant


en al ware het dat ik de gave had van profeten
en de belezenheid van monumenten uit vergeeld verdriet
vandaan gehouwen op vleugels van triomfantelijk rijmend graniet
en ik had de windbuil die basalt tot profeten blaast
en jou had ik niet
ik zou verwaaid bladeren in winderigheid
en getuigenis braken van braakliggend stuifzand


en al ware het dat ik mijn lendenen zong en overgaf
en jij blakerde mijn zinnen niet
zinloos zou ik wit op wit zijn


jij klauwt mij prooi en jouw tong laat wat voorheen zweeg
in de taal van engelen schreeuwen
en alle dingen bedekken jou alle dingen geloven jou -
alle dingen hopen jou alle dingen verdragen jou
jij vergaat nimmermeer maar hetzij gebeitelde
en opgeprikte passie jij vervult haar profetie
hetzij pracht zij wil naar jou talen
hetzij woordenschat jij bent haar bruid


want delen van ons proeven en wij raden ten dele
maar wanneer volmaaktheid toehapt
proeft raadsel onze hele tong


toen ik dierlijk nog niet was sprak ik als een man
was ik als een man gezind lag ik als een man
maar nu in jouw zin geboren


want ik zag in de spiegel geen raadsel
maar nu lijf in lijf


en nu blijft in mijn zinnen jouw lijf deze drie
doch de meeste van deze is jouw lijf
...

though I speak with the tongues of animals and things
and you did not break or tear me apart
I would bleat like trinkets
or howl in a house plant


and though I have the gift of prophecy
and am well-read in the monuments one did smite
from yellowed sorrow on wings of glorious rhyming granite
and I have the windbag that blasts basalt to prophets
and have not you
I would be a windblown leaf in windiness
and barf witness to bare drift sand


and though I sing my loins and surrender
and you were not to scorch my senses
senseless would I be white on white


you snatch me prey and your tongue lets what once was silent
scream in the language of angels
and all things cover you all things believe you -
all things hope you all things bear you
you will never fail but whether there be chiselled
and thumbtacked passion you fulfil its prophecy
whether pomp it will crave you
whether word-hoard you are its bride


for we taste in part and partly surmise
but when perfection bites
mystery tastes our entire tongue


when I was not yet animal I spoke as a man
I was as a man inclined I lay as a man
yet now born in your sense


for in the mirror I saw no mystery
yet now body in body


and now abides your body in my senses these three
but the greatest of these is your body
...

en wat het dan betekent ruiken naar gelukkig gras
in blauwe irissen reizen als de oude goden
rimpelloos voorbij wapperen op een glimlach
wat het betekent ondersteboven liefde spellen
op een onbeholpen tafellaken
alsof je nog nooit eerder
hebt geschreven of hebt liefgehad

en wat het dan betekent verlamd van L-
liefde voor eerst en immer rond te zijn
met blauwe regen trots te glimmen in de zon
begrijpen in een gloedgroen glunderend volapük
en jouw gouden hoorn tot bocht van genua
en sargasso zee bezeilen in de wind
met het hart kloppend als een syllogisme
samengevallen als een zwitsers zakmes in elkaar
wakker worden in de oksel van venetië

jij weet wat het betekent want jij geeft betekenis
aan gras ontwaken alfabet en de zeven zeeën
onvertaalbaar zijn deze dagen
die dansen op de tenen van de logica
er is na deze zomer
geen excuus voor herfst
...

and what it means to smell of happy grass
to travel in blue irises while the ancient gods
flutter past unrippled on a smile
what it means to spell love upside down
on an awkward tablecloth
as if you have never before
written or loved

and what it means paralysed by L-
love firstly and forever to be round
with blue rain to gleam proudly in the sun
to comprehend in a brand-green beaming volapük
and to sail your golden horn till the bight of genova
and sargasso sea in the wind
with hearts agreeing like a syllogism
folded together like a swiss knife
to wake up in the armpit of venice

you know what it means for you give meaning
to grass waking up alphabet and the seven seas
untranslatable are these days
that dance on the toes of logic
after this summer there
is no excuse for autumn
...

5.

als ik om te zingen
moet zingen uit het fust van verdriet
als ik op leeg op bodemloos hergistend
verlangen het starend glas moet klinken
als ik de wanhoop moet heffen op wanhoop
en bittere dorst de keel moet smeren
dan zal ik niet meer zingen

als ik om te drinken
moet drinken om wonden te dichten
als ik wezenloze nacht tot kille morgen
lessen moet de adem geestrijk moet verzuren
om liederlijke zinnen te bedwelmen
als ik troebel van hartverduistering moet brallen
en alsemdronk de bitterheid verdrinken moet
dan zal ik niet meer drinken

zou ik drinken ik zou drinken met een wolkeloos lied
in de stijl van deze opheldering
want doorzichtig is en met een klare naam
begonnen de liefde

mocht ik zingen laat mij zingen uit een breekbaar glas
naar de smaak van deze verklaring
want van zingen is en met een klinkende naam
begonnen de liefde
...

6.

if to sing I
must sing from the barrel of sorrow
if to empty to bottomless refermenting
desire I have to clink the staring glass
if I have to raise despair to despair
and wet my whistle with bitter thirst
then I shall sing no more

if to drink I
must drink to heal wounds
if I must quench glassy night until bleak
morning must sour spirited breath
to intoxicate debauched senses
if blurred by cardiac eclipse I must rant
and absinth drink must drown the bitterness
then I shall drink no more

were I to drink I would drink with a cloudless song
in the style of this brightness
for transparent has and with a clear name
love begun

if I'd sing let me sing from a fragile glass
to the taste of this clearness
for from song has and with a clinking name
love begun
...

niemand zelfs de zeewind niet
heeft zulke ruime handen
zo'n doortastend wiegelied
vouwt niemand zelfs de klaproos niet
er wiedt een wichel die alles ziet
onder onontdekte landen
want niemand zelfs de regen niet
heeft zulke kleine handen
...

no-one not even the winds of the sea
has such ample hands
such a touching nursery
no-one folds not even the poppy
a dowser weeds all it can see
under undiscovered lands
for no-one not even the rain
has such small hands
...

als mijn pen jouw huid
beschrijft mijn woord
jouw vlees betekent
beeld van jou mijn teken draagt

als jouw huid mijn zin
verbeeldt mijn taal
jouw beeld verhaalt
ik jouw huid beschrijf

als mijn zinnen jouw handen
en voeten krijgen woord
voor woord jouw rug jouw nek
jouw buik bedekt als jij
als jij mij zegt
en blootlegt
...

when my pen inscribes
your skin my word
depicts your flesh
image of you carries my sign

when your skin represents
my sentences my tale
relates your image
I design your skin

when my sentences receive
your hands and feet word
for word covers your back your neck
your stomach when you
when you utter and
discover me
...

11.

het pregnante volrijm van wieg tot wieg
die pathetische peripetie van dat je pappa bent
leek mij altijd voor de leven latende lozen

niet voor de betekenaar die zwart op wit nalaat
bloem en bij verdicht tot hoger honing
die raadselige rozen rookt om zin te zuigen
geen rozig vlees laat zogen voor zijn naam
maar zijn naam zal schrijven tussen de namen

wie heeft een naam te baren moet kuku
op pamperpappa's poepen

begin januari had het gesneeuwd
wat lastig was
de bussen raakten ontregeld door het levendaal
beslagen van ongeduld binnenin
houvast gleed weg onder grip en profiel
wij gleden samen uit in de beschuitsteeg

in de minnestraat dansten wij de eerste sporen
de paradijssteeg was een kerstkaart
in de mirakelsteeg maakten wij een pop die op elkaar leek
leiden was kortom oz in wonderland
en je voelde het kind in je groeien

toch zorgen maakte ik mij nauwelijks
in nederland zijn deze dingen goed geregeld
pekel had de stad gecuretteerd
de bussen reden weer op schema sporen gesmolten
de sneeuwpop was weer weg gemaakt

maar ik lees nu vaker sneeuwgedichten van het sneeuwt
wij zijn gestorven het sneeuwt tussen de korven
ik dien bezield door waan van zin ontzieling te lijf
en gedachten liggen dood in onbeschreven wit
...

12.

the pregnant full rhyme from cot to cot
that pathetic peripeteia of being a daddy
always appeared to me for the life-leaving lessers

not for the signifier who leaves black on white
composes bird and bee into higher honey
who smokes mysterious roses to suck sense
does not have rosy flesh suckled in his name
yet will write his name among the names

who has a name to bear must cue-cue
on daddy-diapers dump

early january it had snowed
which was awkward
the buses were off schedule by levendaal
steamed up with impatience inside
foothold slipped under grip and tread
we slipped away together in beschuitsteeg

in minnestraat we danced the first tracks
paradijssteeg was a christmas card
in mirakelsteeg we made a snowman resembling each other
leiden was in short oz in wonderland
and you felt the child inside you

still I hardly worried
in the netherlands these things are well looked after
grit the city had curretted
the buses ran on schedule again tracks melted
the snowman had been done away with

but I read snow poems more often now of it's snowing
we have died it snows between the hives
I need inspired by delusion of sense embody the dispirited
and thoughts lie dead on virgin white
...

13.

geef mij vandaag geen dichters
die beginnen met geef mij
dan wel zich concentrisch cirkelen
aan lijnen rakend van rechtzinnig
aritmisch gedragen zwijgen

laat mij ranzen laat onder mijn wollig meurende dek
bed van ronkende woorden naast wollige woorden
en serveer mij geen imperatieven
als je mij laat in de middag wakker kust
bij het krieken van de televisie
geen verschijn van maning
maar een ovenvers geurend gezegde
of een lied over litmanen

en maar want gisteren was kwieker
wiekelwakke winkelwagenwieltjes waren
gisteren toen zei jij nog wakker als een wekkerspel
wikkelwakkelwaait het snel

maar je moet
je moet vandaag wat langzamer voor mij zijn
dring ook niet op ochtendwandel aan
langs beemdgras bermtoerisme of om jonge
sla te zien slap nog in vochtige bedjes

lurk lekker op mens
sabbel zachtjes concentrisch
cirkelend aan rechte zinnen rakend
van de luilekkerman
...

14.

give me any poet today
who either doesn't start with give me
or draws circles concentrically about him
touching on tangents of reformed
arrhythmic solemn silence

let me lounge late under my woolly snoozing duvet
bed of snoring words beside woolly words
and do not serve me up imperatives
when late in the afternoon you kiss me awake
at the crack of television
no semblance of demand
but a freshly baked scented saying
or a lyric on litmanen

and but because yesterday was brisker
wingy-wobbly shopping trolley wheels were
yesterday you still said then awake as a wake-up quiz
it windy-wobblewaves with a whizz

but you must
you must take it easier on me today
don't force morning stroll on me either
past bluegrass roadside picnics or to see
young lettuce still tender in moist little beds

slurp tastily on man
suck softly concentrically
circling touch on straight senses
of the man of cockayne
...

die met schooltas taalde naar geheim
met rugzak en achttien
verlicht van retsina en klimmen in de zon
met zijn gloednieuwe groothoeklens scherp zag
de mens is een droom van de zon
wie moet doen moet doen wat de geest raakt op drift
dat is een gave elan maakt zinnen gespitst
en een man mag zijn scherpte niet verzanden

die nu met loepjesoogjes oude passie decodeert en
- half geheugen met een voile van zware commentaren
danst sneeuwbal in de spiegelzaal (hysteron hult
parenthetisch proteron in periphrastische palillogia) -
augmenteert in een code van punten en cursieven
ieder wassend wellicht wordt een noot in getrokken
door een bewijslast van millennia

het aroma van grieks is bittere koffie met sigaretten
ophoesten in lamplicht niks
fel oranje neuken in de zwarte zon
schrijf daar dan over potsierlijke græcus! het is tijd
voor je trugrede van dat alles verwatert
als zon voor de sneeuw dat gaven graven waren
en dat een man zijn zwaard begraaft in het zand
ga scheppen want wat kun je meer anders zeggen?
...

50
Retorica, mijn authentieke, magnifieke
ontzetster van het generieke, steeds meer zieke
dat zwijgend borrelt onder deksels van de put,
in dagen die zijn dichtgekoekt van lust naar nut
met oren die om niet te horen woorden boren
in smoelwerk dat zich evenmin laat ringeloren,
in dagen die van ons op social networks eisen
dat wij ons voor de likes in pipopakjes hijsen
met authentieke rode neuzen voor een doel
dat credibility moet geven aan ons smoel
om echt te worden in de ogen van de vrienden,
aan wie we blauwe duimpjes op van leuk verdienden
door lekker authentiekerig dat vorm te geven
wat wij graag presenteren als ons echte leven,
leg ik de loper voor u uit, retorica,
de ware waarheid waarvoor ik op knieën ga
en die genoeg is om het putdeksel te lichten
en mij in staat stelt om mijn ware zelf te dichten,
zoals u woorden trekt uit strakgetrokken lippen
die zelfgenoegzaam aan gelijk zitten te nippen
en ware woorden blaast in volgegroeide oren
die niets meer voelen en maar weer eens moeten horen,
en ik omhels u, hoewel mensen u versmaden,
verguizen, haten, hekelen en af gaan raden
in workshops op een heidag met hun duimen op
ten overstaan van flipboards met hun brakke kop.
Ik kan de feedback van recensies al wel raden.
Ze zullen schrijven dat mijn grote heldendaden
met dank aan u, retorica, juist zijn belicht
en dat men nooit iets waarders las dan dit gedicht.
De oude meneer Moenen loopt op HEMA-schoenen
de volgeschreven borden met een spons te boenen.
Zijn haar zit als een poedel op zijn hoofd geplet,
waardoor geen mens op zakken in zijn stofjas let.
Hij schuift door lange gangen als een stille geest
die steeds ontkent en met een bordenwisser leest.
Het zal nu spoedig winter worden, want het gaat
niet als het gaat. De mensen praten gekkenpraat.
Het zal niet gaan zoals het altijd is gegaan.
Er zwelt iets aan. Getijden rukken aan de maan.
De grote jongens komen met hun harde stemmen
om heel de avond voor zichzelf te gaan bestemmen.
De nacht is aangezegd. De warre uren deinen.
Mijn engelen kunnen nu elk moment verschijnen,
zij die de vormen heeft om schipbreuk op te lijden
en zij die vormen mist en baas is van de tijden.
Het was een golf die ik mijn namen dacht te geven
alsof ik zee doorkliefde met een scherpe steven
op koers op leven. Ik zag trieste netten huilen
en kapiteins van mijn formaat voor stormen schuilen
in sneue snuifdoosjes of pruimtabak aan wal.
Een droog mens is op zijn manier een ongeval.
Retorica, mijn kunst en enig waar geloof,
u bent de takken na het bruin gevallen loof,
het ritme van de golfslag in de boze zee,
de brul die hoefslag slaat in dol geworden vee,
de oorzaak van de dingen, hun structuur en doel
en de ontsluitster van de kamers waar ik voel
wat ik echt voel. Want zonder u was mensheid aap.
De bouw van piramides, klonen van een schaap,
vier laarzen op de maan, is dankzij u gedaan.
U hebt me heel de waarheid blijvend aangedaan
toen u haar fijne kneepjes streng aan mij doceerde
opdat ik mijn gezicht de felle lamp toekeerde.
Ik kan voorspellen wat recensies zullen schrijven:
al wat retorisch is, is echt en zal beklijven.
De oude meneer Moenen loopt de gang te boenen.
Het zwarte bloed staat op zijn grijs skaileren schoenen.
Ze zeggen dat hij ooit een meisje heeft gekust.
Alwetend is hij niet, maar veel is hem bewust.
De lange winter komt, ik heb het al gezegd.
Er is een hoofdje uit de golven opgedregd.
De vissers zeiden dat het zong. En wat het zong
was dat de oude wereld als een handdoek wrong
en rode druppels lekten op de visafslag
en dat de zee nog nooit zoveel getijden zag.
We gaan niet overstag en op de Kerkhoflaan
zullen de dorre rozen onder water staan.
Ik zie de rook van vuren in de villawijken
en glazen puien van de gouden bank bezwijken
voor plunderaars die baarden hebben laten staan.
...

1
De nacht is aangezegd. De warre uren waaien
als klamme lakens waarnaar hete handen graaien.
De beide engelen verschijnen nu niet meer,
hoop ik. Verleiding rekt zich uit. Ik kauw op teer.
Geen mens heeft van een zoekend mens nog weet.
De namen zoemen wel. Maar wie is er die heet
zoals hij heet? Ik weet niet hoe ik mij moet zijn.
Het liefste was ik klein, mijn hoofd als mandarijn
gevouwen in een schil van fel oranje handen
om niet te hoeven zien waar mijn gebaren landen.
Je bent mijn lieve lief, ik heb het tegen jou.
Je hebt me spartelend aan wal gebracht met touw
waarmee een zeeman netten boet of stroppen knoopt.
Zo zilverbuikig lig ik en ik had gehoopt
om tot de ochtend door je pekelhand te glippen
in ademnood van lucht op jouw verzilte lippen.
Hij vindt een thuis die in de warme fuik komt schuilen.
Hij wordt gered van water. Trieste netten huilen.
Wat liefde heet, is altijd een karaktermoord.
In plaats van het karakter leeft de liefde voort.
In armen stort ik mij als van een flatgebouw.
Terwijl ik met begrip een grafkelder uithouw,
smeed ik een gouden dodenmasker van je snoetje.
Maar jij hebt mij onthand. Met fijne maden wroet je
vlak onder zwachtels van gebalsemd eeuwig slapen.
Je wet mijn zwaard met zout. De roest koekt aan het wapen.
Het zijn de warre uren van de zilte nacht.
Mijn troost is dat ik nergens nu meer word verwacht.
En alles wat ik in mijn leven heb geleerd,
wordt door een visboer met drie sneden gefileerd.
Met lekkend zwaard lig ik gebalsemd in het zuur
en zeil onder de golven naar het blauwe uur.
Iets trekt mij terug. Was jij dat? Iemand riep mijn naam.
Niet doen. Want ik ontsnap aan lakens uit mijn raam.
Er wordt naar mij geloerd op alle drie de benen.
Het lekkend roze engeltje is toch verschenen
en druppelt met haar arabesken in mijn oor.
De zure engel met haar glaspoot geeft gehoor.
De uren van verdrinken zijn voor mij als water.
Hier is mijn buik. Evaluaties zijn voor later.
Maak mij intussen schoon met handen als een vis.
Ik heb het tegen jou. En weet je wat het is?
Ik zou je zo graag alles willen zeggen, maar
ik hap naar adem met mijn mondje en ik staar
de blauwe diepte in van water dat mij peilt.
De wind steekt op. De laatste zeeman zeilt
op zijn galjoen met rafelend tuigage zwart
van zwarte engelen het zeegat uit. Nou. Start
de tape. ‘Dus. Dichtertje. Vertel het ons maar even.'
Ik zou niets liever willen dan te leren leven.
...

16
Wat ik je eerder eigenlijk had willen zeggen,
voordat je met een cynisch fronsje het beleg en
beschietingen beëindigde, je haar opstak,
de tasjes samenpropte in een plastic zak,
het bandje van je hemdje op je schouder hees,
de halve rekening voldeed, een vlek aanwees
op mijn colbertje, met een zucht de aftocht blies
in ongebutst kuras, als een verkilde bries
voorbijgleed, mij als radeloos ontvolkt gehucht
kapotgeschoten achterliet, met nog een zucht
nog één keer naar me keek als naar een zielig ding,
je wenkbrauw optrok, klakte met je tong en ging,
was niet ‘ik houd van jou'. Dat had ik al gezegd.
Er wordt een zingend hoofd uit blubber opgedregd.
Een vette paling kruipt uit een van beide oren,
want wie niet voelen wil, die moet maar weer eens horen.
En wat het zingt, hoor ik dat vrouwenhanden zijn
die zinderend als groene dromen, zacht als pijn,
het bleke lijf uit vel en zwarte kleren rukken
als groupies die waanzinnig aan de sterren plukken.
Het is een simpel lied van stukgeschoten woorden
op steeds dezelfde drie ontploffende akkoorden.
Geloof en hoop en liefde. Steeds weer deze drie
die alle drie precies hetzelfde klinken.Wie
zijn wezen uitbesteedt, verzint een ander wezen.
En ieder die bestaat, wil van bestaan genezen.
Dus schep je een geliefde naar je eigen beeld
en zorg je dat ze daarop lijken gaat. Je veelt
het ondermaanse als haar eredienst en bidt
omdat het om het bidden was te doen. En dit
heet dan geluk. Het is projectie van gemis
op iemand die voornamelijk een ander is.
Tot zover hebben dieren ademloos geluisterd.
De drukke vogels zitten aan het scherm gekluisterd.
De aap zit met zijn neus tegen het glas gedrukt.
Geen leeuw die nu nog geeuwt. En de giraffe bukt
om in de circustent de stenen te zien zweven.
En ik tik op de microfoon. ‘Dus. Heeft u even?
Er is...' Ik kuch. ‘Er is een lied dat komt en gaat
dat wie zijn hart... pardon... verliest, zijn vrijheid laat.
Ik ben de speelman dankbaar dat ik dat lied ken.
Ik ben mij evengoed als ik mezelf niet ben.'
Geen vleugel klappert. Klauwtjes gaan niet op elkaar.
Als zelfs de dieren stil zijn, is dat een gebaar.
De geur van blonde prooi daalt neer in de vallei
als duisternis en ik krijg jeuk aan mijn gewei.
Als jij me zoekt, lig ik onder de maretak
te tellen hoeveel blonde polsjes ik ooit brak
totdat de furieuze groene dromen komen
van bloedhonden die grommen achter jonge bomen
in pisgeel bos.Want wat ik jou nog zeggen wou
voordat je as afklopte van mijn vette mouw,
hoofdschuddend zuchtte dat ik zo romantisch was,
je fietssleutels dan toch kon vinden in je tas,
die al bij voorbaat volgepropt was met verwijten,
verrotte vis, pleidooien, glimlach en de feiten,
nog één keer naar me keek als naar een soort van ding,
op tien gelakte teentjes roze deed en ging,
is ‘sorry'. Ik voldoe niet aan je beeld van mij.
Je wilt me niet. Je wilt wie beter lijkt op mij.
Rivieren kraken. Jij hebt mij verkeerd verzonnen.
Stroomopwaarts springen zalmen naar de blinde zonnen
de netten in van luie vissers met hun koppen
van pruimtabak en crêpepapier die dochters schoppen
en binnenkort op zee bij donkergroene mist
een zingend hoofdje zullen hebben opgevist.
...

16
That thing I'd been meaning to say just now
before you suspended hostilities with a cynical frown,
got up and neatly knotted your hair,
collected your bags with a hurried air,
sighed and hoisted the strap of your vest,
paid half the bill and pointed out a stain on my breast,
called off your troops, their armour pristine,
and slipped past me like an ice-cold breeze,
leaving me there distraught, a hamlet turned to dust,
you sighed again and gave me a look of disgust,
raised an eyebrow, tutted and walked away,
it wasn't ‘I love you.' I'd said that anyway.
A singing head will float down the Hebrus,
fat eels will come slithering out of its ears,
they say if you won't feel, you will have to hear,
I heard what it was singing, of women's hands
that shimmer like visions of gentle torture and
tear the skin and clothes from a pallid corpse
like groupies plucking madness from the stars.
It's a simple enough song of shattered words,
always that same triplet of exploding chords,
belief and hope and love. Always those three,
spoken identically. If you put out to tender
your own existence, you invent another being.
And all those who exist, seek a cure for existing.
So you create a lover to mirror your conceit,
you make sure she resembles it. You pay
respect to the terrestrial world, and you pray
because it's prayer that counts. And they call this
happiness. A projection of your deficiencies
onto somebody else, who remains somebody else.
The animals have been listening with bated breath.
The raucous birds are still glued to the screen.
The monkey has his nose pressed to the glass.
None of the lions yawns. The giraffe stoops to
watch the stones swirl around the circus tent.
I tap the mike, ‘Do you folks have a moment?'
I clear my throat. ‘There's a song that goes like this:
he who loses his heart loses the freedom that was his.
I'm grateful to the minstrel for teaching me that.
I am still myself even when I am not.'
Not a wing begins to flap. No claws are on show.
When the animals hush, there's something afloat,
the scent of blond prey descends like dusk,
my antlers itch and the air fills with musk.
If you're looking for me look under the mistletoe where
I'll be counting all the blond wrists I've broken there
until mad green nightmares come over me
of bloodhounds growling behind white trees.
Because what I wanted to say with real hope -
before you beat the ash from my dirty coat,
shook your head and called me oh so romantic,
located your bike keys in your bag after all,
a bag pre-packed with accusations, with a smile,
with rotting fish, justifications and the facts, when
you looked at me again with that withering look,
rose onto ten pink-painted toes and took off -
was ‘sorry'. I fell short of your image of me.
You don't want me. You want someone more like me.
The rivers thunder. You invented me all wrong.
Salmon leap upstream towards blinding suns,
they cast themselves into the nets of lazy fishermen
with rolling tobacco faces and crepe-paper skin,
the kind of men who kick their daughters, and
will soon set out to sea through dark green mists
where a strangely singing head will be fished.
...

26
Ik hang de druiven op. Ik giet de wijn erin.
Voorzichtig, een voor een vul ik ze met hun zin
die in de grond zal zingen waar ze in verdwijnen.
Ik plak het vlees aaneen tot dieren weer verschijnen
die loeiend uit het slachthuis naar de weide snellen,
waar zij steeds aaibaarder, steeds strakker in hun vellen,
de boterbloemen planten met hun gulle monden
en leven voor het stelpen van hun moeders wonden.
Met planken richt ik bomen op. Hun kruin zal ruisen
van vers ontbraden vogels die daar zingend druisen
om terug te kruipen in een rond en glimmend ei.
Ik repareer het venster met een zware kei,
bouw steden uit ruïnes met een paar kanonnen
die projectielen slikken met hun loop. Ontgonnen
gebieden maak ik onontgonnen. Verre landen
zie ik verlaten worden op hun blanke stranden
door reizigers die kruizen uit de aarde trekken
en op galjoenen achterwaarts voorgoed vertrekken,
gezogen door de wind, gebrand om te vergeten,
waardoor de wereld groeit met almaar minder weten.
En elke nacht ontwaak ik dronken van plezier
wanneer de feesten zijn waar wijn ontstaat en bier
uit gulle kelen die steeds helderder gaan praten
totdat ik in het middaglicht door volle straten
met knipperende ogen naar mijn huis toe loop
en brak en misselijk ga slapen in de hoop
dat gisteren opnieuw een mooie dag zal zijn
voor vrolijk braken van miljoenen liters wijn.
Ik ben bevoorrecht. Dat besef ik heel erg goed.
Waar mensen moeten, is er weinig wat ik moet.
Ze stoppen drollen terug in baby's. Elke dag
gaan zij verplicht naar winkels om een groot bedrag
aan euro's af te halen. En er zijn geen banen
om al dat geld aan uit te geven. Onderdanen
van de productiemaatschappij zijn zij. Maar blij
ben ik dat ik mijn passie volgen kan en vrij
ben om mijn eigen poëzie met wit te schrijven,
met een vasthoudendheid die zeker zal beklijven
nauwkeurig over alle zwarte letters heen
totdat er niets meer staat, geen twijfels meer en geen
verdriet. Hondsmoeilijk is het. Soms doe ik niet meer
dan zes of zeven regels op een dag. Ik leer
om te doseren. Af en toe lukt het heel goed.
Dan straalt het ongeschonden wit mij tegemoet
als blanke pagina waar alles kan gebeuren.
En zo precies, mijn lief, tracht ik je zoete geuren
te snuiten uit mijn neus, je handen terug te draaien
die als een koorts nog altijd op mijn slapen laaien.
Zoals ik vruchten maak uit stukgekookte borden
en traag stroomopwaarts drijven de barbaarse horden,
zoals ik liederen met toetsen kan verstommen
en schitterende steden bouw met zware bommen,
zo wou ik dat ik jou pas morgen had ontmoet
en alles wat ooit fout ging, ging dan zeker goed.
...

The Best Poem Of Ilja Leonard Pfeijffer

EEN CORINTHISCHE ODE

al ware het dat ik de talen der dieren en dingen sprak
en jij brak en verscheurde mij niet
ik zou blaten als snuisterijen
en brullen in een kamerplant


en al ware het dat ik de gave had van profeten
en de belezenheid van monumenten uit vergeeld verdriet
vandaan gehouwen op vleugels van triomfantelijk rijmend graniet
en ik had de windbuil die basalt tot profeten blaast
en jou had ik niet
ik zou verwaaid bladeren in winderigheid
en getuigenis braken van braakliggend stuifzand


en al ware het dat ik mijn lendenen zong en overgaf
en jij blakerde mijn zinnen niet
zinloos zou ik wit op wit zijn


jij klauwt mij prooi en jouw tong laat wat voorheen zweeg
in de taal van engelen schreeuwen
en alle dingen bedekken jou alle dingen geloven jou -
alle dingen hopen jou alle dingen verdragen jou
jij vergaat nimmermeer maar hetzij gebeitelde
en opgeprikte passie jij vervult haar profetie
hetzij pracht zij wil naar jou talen
hetzij woordenschat jij bent haar bruid


want delen van ons proeven en wij raden ten dele
maar wanneer volmaaktheid toehapt
proeft raadsel onze hele tong


toen ik dierlijk nog niet was sprak ik als een man
was ik als een man gezind lag ik als een man
maar nu in jouw zin geboren


want ik zag in de spiegel geen raadsel
maar nu lijf in lijf


en nu blijft in mijn zinnen jouw lijf deze drie
doch de meeste van deze is jouw lijf

Ilja Leonard Pfeijffer Comments

Fabrizio Frosini 10 December 2018

1. Ilja Leonard Pfeijffer (born 17 January 1968 in Rijswijk, The Netherlands) is a Dutch poet, novelist, polemicist and classical scholar. He was born in Rijswijk, Netherlands, and studied, lived and worked in Leiden, and he moved permanently to Genoa, Italy, in 2008. He made his début in 1998 with a collection entitled Of the Square Man, containing of fifty-odd highly individualistic poems. This debut won him the 1999 C. Buddingh’ poetry prize.

5 0 Reply
Fabrizio Frosini 10 December 2018

2 As well as a poet, Pfeijffer was for some time a Greek scholar on the staff of Leiden University, but after reading Classics and a stint of teaching he decided that the bohemian lifestyle of a poet, writer and journalist suited him better. His first book of poems, in 1998, earned him the C. Buddingh' prize (‘Pfeijffer invaded poetry like Genghis Khan’, his publisher writes) .

5 0 Reply
Fabrizio Frosini 10 December 2018

3. Five acclaimed collections later, he was invited to write the 2015 Dutch Poetry Week gift book, producing an ambitious sonnet corona, Giro giro tondo: An obsession. A prolific drinker and an even more prolific writer, Pfeijffer has written novels, essays, plays and lyrics (for singer Ellen ten Damme) , while simultaneously becoming one of the Netherlands’ leading contemporary poets.

7 0 Reply

Ilja Leonard Pfeijffer Popularity

Ilja Leonard Pfeijffer Popularity

Close
Error Success