EENMAAL ANDERMAAL Poem by Alfred Schaffer

EENMAAL ANDERMAAL

V

Vanwaar deze haast? Iemand is ons te slim af geweest,
iemand die deze route op zijn duimpje kent. Hier zit muziek in -
helikopters boven de snelweg, mensen in paniek, zwaailichten,
de koelbloedige afrekening op klaarlichte dag, de besmeurde achterbank.
Tandenknarsen, van alles bedenken om maar wakker te blijven.
De vele achterlichten draaien een rad voor ogen,

Wie hoorde bij wie, wie van ons heeft gewonnen? Je blote rug
vanochtend, de dekens weggeschopt. Buiten werd het gras gemaaid.
Gaat het nog, zou je mij nu moeten vragen, sussend,
met een welgemeende glimlach die me doet verlangen naar een bed,
naar een verhaaltje voor het slapen gaan. Doe uit die schelle zoeklichten,
sluit de deur. Je kaken opengesperd. Geen hand voor ogen.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success