Boven de sokkel zweeft nog fosforgloed.
Het plein zwijgt. In een verre steeg breekt glas.
Ik sta stokstil en voel me doodgebloed
Ik, die de vader van mijn moeder was.
Ik weet niet hoeveel uren ik daar sta.
Ik voel een pijnscheut in mijn alvleesklier.
Weer luidt een klok. Ik moet haar achterna.
Dat ze niet heeft gewacht is geen manier.
Ik vrees dat ik vannacht versneld verouder.
Iets kraakt - of er een schim achter me staat.
‘Mij zoekt u.' Er klopt iemand op mijn schouder.
‘Een waar genoegen - Nathan, advocaat.'
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem