1
Spreek, stad, spreek!
Strek je talloos veel tongen ten hemel,
lik aan de regen, looi in de zon,
proef, proef het puin, stad, slinger ruïnes
de kloof van je keel in, verslik je in gruis en hoest woede.
Druk met je tongen het glas uit de ramen,
sluip door de kelders, wentel langs trappen,
sluimer in tuinen en zoen, stad, zoen,
de bewoners van stand,
zoen zeer behoedzaam hun exquise krabbenmand.
Zwijg nog, stad, nog geldt het te zwijgen, oefen geduld,
verzonken in schoonheid die niet meer is,
geschonden, getranssubstantieerd,
tot fundering, tot stof, tot snel verdoffend geheugen.
Zwijg, tongen, zwijg, laat de talen
nog niet van je rozige welvingen rollen,
de talloos veel talen van deze taalstad,
spraakstad, braakstad, draak van een stad.
Wacht, maar wacht geen seizoenen,
wacht niet op een aartsengel Michaël,
wacht niet tot het woud van het weten wuivend
in bloei staat.
Spreek, Brussel, spreek,
zodra het klokken van talen
de talloos veel reizigers kan lokken tot luisteren.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem