Je wrijft vel tegen vel,
vlees tegen vlees. En je
verdwijnt, je eigen lijf in.
Liefde. Hoe vaak al. Je bekijkt
een ander, verneemt hijgen,
zit aaneengeklit,
wroetend in één beweging.
Nooit ben je dichterbij,
nooit ben je verder weg.
Lucht is een muur, vel een versperring.
Geluiden vang je op van ver,
je slaat gebaren gade.
Het wroeten stolt, het hijgen stokt.
En ieder gaat zijns weegs.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem