Ik dwaalde eenzaam als een wolk
Dat drijft op hoge over valleien en heuvels zonder dolk,
Toen ik opeens een menigte zag,
Een groot aantal gouden narcissen, dat mag!
Naast het meer, onder de bomen,
Fladderend en dansend in de wind-stromen
Continu als de sterren die schijnen
En twinkelen op de melk-weg, nooit verdwijnen
Ze strekten zich uit in een eindeloze rij
Langs de rand van een baai en langs de hei
Tienduizend zagen mij in één oogopslag,
Zwaaiend met hun hoofden in een opgewekte dans gedag
De golven naast hen dansten, maar zij
De sprankelende golven in vreugde overtroffen mij:
Een dichter kan alleen maar vrolijk zijn,
In zo'n vrolijk gezelschap zonder druppel wijn
Ik staarde en staarde weinig na, maar doordacht:
Wat voor rijkdom had de show mij gebracht!
Vaak, als ik op mijn bank lig zo lui
In vacante of peinzende bui,
Ze flitsen op dat innerlijke oog
Dat is de gelukzaligheid van eenzaamheid, mijn betoog
En dan vult mijn hart zich met plezier,
En danst met de narcissen in vertier
William Wordsworth vrijdag 3 januari 2003